Feminisme is een woord dat veel mannen en vrouwen rood doet zien. Feminisme als definitie verwijst naar een organisatie of beweging die sociale gelijkheid tussen vrouwen en mannen wil bereiken. Tegenwoordig is de definitie echter vrij eenvoudig, omdat groepen die zichzelf feministisch noemen een essentieel onderdeel zijn van het cultureel-marxistisch apparaat.
Feminisme heeft tot doel de samenleving zodanig te veranderen dat het niet langer gaat om de juridische en sociale gelijkheid van vrouwen en mannen. Daarom is het belangrijk om te begrijpen hoe de feministische beweging is ontstaan en hoe zij functioneert als een sloophamer van traditionele waarden en identiteiten.
In de historische tijdlijn is het feminisme onderverdeeld in drie verschillende golven. De term feminisme werd in 1837 geformuleerd door de Franse utopische socialist Charles Fourier. De eerste golf van het feminisme richtte zich in de eerste plaats op het recht van vrouwen op algemeen kiesrecht en kreeg sociale betekenis door de opkomst van de suffrage-beweging tijdens de eeuwwisseling. De groepen die zich bezighielden met de kwestie van het vrouwenstemrecht waren aanvankelijk meestal gematigd en in de Verenigde Staten bijvoorbeeld ook vaak geprofileerd als slavernij opposanten.
Al snel ging de vrouwenbeweging echter gepaard met bijzonder ‘kleurrijke’ mensen die, naast de vragen over het vrouwenstemrecht en algemene gelijkheid, ook andere kwesties aan de orde stelden. Deze legden de basis voor de feministische tweede en derde golf en waren belangrijk voor de opkomst van de cultureel-marxistische samenleving. Bijvoorbeeld als de moeder van het anarchafeminisme Emma Goldman.
Het feminisme van de tweede golf begon in de jaren zestig een ware normen en waarden-oorlog. Naast de anticonceptiepil en het progressieve gelijkheidsbeleid van president John F. Kennedy werd in 1963 ook de bestseller The female mystique van Betty Friedan gepubliceerd. Marxiste Friedan had psychologie gestudeerd en kreeg het idee voor het boek terwijl ze een “gelukkig-onderzoek” uitvoerde onder haar voormalige collega-studentes en verschillende negatieve antwoorden kreeg, maar echter zonder de eigen onderwijsachtergrond en levenssituatie van de vrouwen in vraag te stellen die van invloed konden zijn op de uitkomst.
Friedan werd volgens eigen zeggen vaak gekrenkt of onderdrukt vanwege zowel haar geslacht als joodse etniciteit. In het boek reflecteert Friedan over de ongelukkige gevoelens van haar zelf en meerdere huisvrouwen en noemt deze conditie “een probleem zonder naam”. Hoewel Friedan’s studie van ongelukkige vrouwen was beperkt tot de midden- en hogere klasse huisvrouwen in voorstedelijke gebieden, geloofde zij dat deze vrouwen niet ongelukkig waren om persoonlijke redenen, maar door teleurgestelde verwachtingen en discriminatie.
Een van de centrale thema’s van het boek was hoe reclame en vrouwentijdschriften de perceptie idealiseren en propageren dat huisvrouw-vlijtigheid tot tevredenheid leidt. Dit leidde ook tot kritiek op Friedan, omdat vrouwenmagazines in het verleden ook veel artikelen bevatten over carrièremogelijkheden voor vrouwen. Bovendien konden rijkere middenklasse- en hogere klasse huisvrouwen als zelfstandigen aan de slag, in tegenstelling tot andere vrouwen uit de sociale klasse, die vaak naast het gezin een baan hadden. Friedan gaf vanaf het begin ook een nepbeeld van zichzelf als typische huisvrouw, ook al werkte ze als journaliste en was ze politiek actief. Ondanks de kritiek en controverse werd het boek een bestseller en een van de belangrijkste klassiekers van het feminisme.
Friedan’s studieachtergrond was nuttig voor haar toen ze het onderwerp behandelde vanuit een populair psychologisch perspectief gericht op vrouwen. Haar ervaring als journaliste hielp haar om gebruik te maken van de macht van de media, wat bijdroeg aan de populariteit van het boek en publiciteit gaf aan Friedan. De agressiviteit van het boek ten opzichte van de traditionele familie diende als de sleutel tot de tweede golf van feminisme, en de beschikbaarheid ervan was het begin van de volgende decennia en ook de huidige psychologische oorlog tegen traditionele waarden. Volgens Friedan zelf was haar boek de geschikte brandstof voor een “sociale verandering”.
Friedan was van mening dat een eerste stap naar een grote verandering een toename van “bewustzijn” was. Na het boek was ze in 1966 mede-oprichter van wat ’s werelds grootste feministische organisatie, National Organization for Women (NOW), zou worden, een organisatie die zich inzet voor abortus en grassroots feminisme, met wiens hulp men vrouwen klaarstoomde en steunde die een politieke carrière in vooruitzicht hadden. NOW profiteerde zowel van de publiciteit als van de pers en de meeste van haar leden hadden contacten binnen de media. De organisatie verhuisde al snel naar New York omdat het het grootste mediacentrum van de Verenigde Staten was. Het doel was om de opvattingen van vrouwen in het publieke debat te manipuleren.
Van crisis tot crisis
Al snel echter eindigde de door Friedan geleidde NOW in een crisis, toen naast haar nog radicalere feministische groepen verschenen. Dit kwam mede doordat Frieman ouderwets was en niet in staat was de organisatie te vernieuwen, waardoor zij uiteindelijk uit de leiding van de organisatie is gestapt. Ook de seksuele minderheden en in het bijzonder de vrouwelijke homoseksuelen hebben hier aan bijgedragen, zodra zij ook aan de feministische beweging gingen deelnemen.
In de tijd van de feministen waren er grote verschillen in percepties en posities met betrekking tot de seksuele minderheden – althans, die indruk gaf men in het openbaar. Terwijl de media-aandacht voor NOW afkoelde, kregen de feministische vertegenwoordigers van de seksuele minderheden een groter podium. De zwenk van de schijnwerpers kwam eerst tot uiting in de discussie in de media over de interne conflicten van de feministische beweging met behulp van reacties uitlokkende beelden en anekdotes, en vervolgens door het woord ‘seksuele minderheden’ te verruimen.
Een van de bekendste organisaties uit de jaren zestig was de New York Radical Women, opgericht door Robin Morgan, Carol Hanisch, Shulamith Firestone en Chude Pam Allen. Net als de meeste andere feministische organisaties werd New York Radical Women gedomineerd door Joden. Het doel van de radicaal-feministische organisatie was om zowel de traditionele vrouwelijkheid als de “mannen dominantie” met radicale methoden te vernietigen.
Op de protesten van de organisatie werden zogeheten “vrouwenmarteltuigen” in vuilnisbakken gegooid die men verbrandde. In de vuilnisbakken werden onder andere bustehouders, pannen en vrouwentijdschriften verbrand. Hoewel het publiek een beeld kreeg van de radicale feministen als waanzinnige bh-verbranders, was het een bewuste strategie om met de schokkende protesten in de publiciteit te komen en in de schijnwerpers te blijven staan.
Terwijl er voortdurend nieuwe groepen werden opgericht, begon het feministische front af te breken. New York Radical Women werd al na twee jaar verdeeld in twee groepen van radicale feministen en socialistische feministen. De socialistische feministen vonden dat feministen zich aan verschillende linkse ideologieën moesten houden. Dan kon men de linkse waardeveranderingen in de politiek laten sluipen, met wier hulp het patriarchaat omver kon werden geworpen. Onder leiding van Robin Morgan kwamen de socialistische feministen echter het dichtst bij een practical joke.
Op Halloween in 1968 richtten de socialistische feministen ‘Halloween Women’s International Terrorist Conspiracy from Hell’ op, tijdens hun protesten deelden de activisten knoflookteentjes in populaire restaurants uit en vroegen de vrouwelijke bezoekers waarom ze dachten dat de man voor de rekening moest staan. Tijdens een ander protest kwamen de activisten een bruiloftsbeurs binnen en lieten ze tussen de menigte witte muizen los. Dit bekommerden zelfs de radicale feministen die de aanpak van de organisatie bekritiseerden, omdat de vrouwelijke gasten die bang werden voor de muizen alleen maar de traditionele vrouwenstereotypen versterkten.
Shulamith Firestone, op haar beurt, richtten samen met de straattheateractrice Ellen Willis de organisatie Redstockings op. Volgens de sterke marxistische organisatie ging het bij feminisme om een klassenstrijd tussen vrouwen en mannen – een klassenstrijd waarin alle mannen alle vrouwen onderdrukten. Volgens hen was het de verantwoordelijkheid van mannen om zich te onthouden van hun soevereiniteit. De organisatie werd echter bekend om haar pleidooi voor vrije abortus en dat men vrouwen die zich hadden laten aborteren, als “experts” hun toespraak toespraken liet houden. Voor hen betekende seksuele vrijheid in de praktijk dat abortus als anticonceptie gebruikt kon worden.
De feministische shocktactiek en de desintegratie vanuit binnen de beweging in de jaren zeventig leidden ertoe dat de pers voor zichzelf een nieuwe favoriet vond voor de feministen – de journaliste Gloria Steinem van New York Magazine. Steinem, die uit een disfunctioneel joods gezin kwam, werd bekend als een voorstandster van vrije en gratis abortussen. Naast feministe trad ze ook op voorgrond als strijdster voor etnische en seksuele minderheden. Steinem verklaarde zelf publiekelijk dat ze abortus had verricht zonder zich schuldig te voelen en dat deze handeling haar tot feministe maakte.
Daarna waren de favoriete onderwerpen van Steinem de promotie van volledig vrije abortussen voor westerse vrouwen als “reproductief recht” en de wens om het aantal verkrachtingen op verschillende manieren te verminderen. Tegelijkertijd was ze echter voorstander van een positief gezinsbeleid ten aanzien van seksuele minderheden.
De voor mainstream media meer toegankelijke linksliberale Steinem noemde zichzelf publiekelijk als radicale feministe, maar in werkelijkheid waren de marxistische radicale feministes terughoudend en deels negatief voor haar. Dit was grotendeels te danken aan de onthulling dat Steinem in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw werkzaam was als groepsleiderschap van een activistengroep die gefinancierd werd door de CIA, voordat zij zich aansloot bij de feministische beweging. Dit ergerde Steinem die samen met grote uitgevers probeerde de publicatie van de onthulling te voorkomen door met juridische stappen te dreigen. Later was ze echter gedwongen haar CIA-connecties toe te geven.
Het schandaal deed Steinem’s carrière als lobbyist voor waardeveranderingen echter geen kwaad, want niet alleen dankzij haar eigen tijdschrift, maar ook vanwege haar goede relaties met de media en de politiek was ze verzekerd van publiciteit. Hoewel Steinem zich had geprofileerd als feministisch activiste, was ze gedurende haar hele carrière, zowel op particulier als op publiek niveau, verbonden aan politiek en politieke campagnes als tegenstandster van het conservatisme en voorstandster van het liberalisme. Zo heeft ze ruimte gekregen in de media, zelfs in termen van meer algemene politieke kwesties.
De erfgenaam van feminisme
De zachte lijn van het feminisme waar Steinem voor staat en dat als een inktvis zijn tentakels op verschillende gebieden doordringt, is succesvol gebleken in het transformeren van de normen en waarden van de westerse samenleving. Men kan het daarom dan ook beschouwen als een van de belangrijkste cultureel-marxistische inspiratiebronnen voor de derde golf feminisme.
Het doel van het cultuurmarxisme is het vernietigen van traditionele identiteiten door het veranderen van mensen, culturen en gerelateerde waarden en tradities. Als gevolg daarvan kan men destabilisatie en vernietiging van complete naties zien. In zijn gepopulariseerde vorm is het geen kleinschalige beweging, maar het is binnengeslopen in de structuren van overheid, media en diverse instellingen. Op die manier kan ze het publieke debat, de wetenschappelijke analyse en pure controle gebruiken als middel om haar doelen te bereiken.
In de media komt het vooral tot uiting in censuur, controle over het publieke debat, actieve wijziging van de taal (newspeak) en concepten, en alleen selectief geselecteerde ‘experts’ mogen zich publiekelijk uitspreken. In het feminisme van de derde golf is te zien hoe de media de rol van de omvormers van waarden van afzonderlijke prominenten heeft overgenomen. De media vallen waarden aan en promoten met bewondering een bepaalde “cultuur”, waaronder wereldberoemde fenomenen als de “slutwalk” en “vaginamonologen”.
Op initiatief van het Finse ministerie van Onderwijs en Cultuur kregen alle leraren van de negende klas van de basisschool het boek “We zouden allemaal feministen moeten zijn” als onderdeel van een campagne die onze waarden verandert. Het feminisme van de derde golf gaat dus niet over directe politieke invloed, maar eerder over psychologische impact. Met andere woorden, het nastreven van de invloed van het oorspronkelijke feminisme op de cultuur via de politiek is op de kop gezet: men beïnvloedt de politiek door de cultuur te beïnvloeden.
Hedendaagse feministen, zoals die in Zweden politiek georganiseerde Jonge Feministen – Jeugdverbond voor Feminist Initiatief (FI), beschrijven zichzelf als “intersectionale feministen” die geen groepen uitsluit van haar politiek. Wat is intersectionaliteit? De term verwijst naar verschillende en overlappende identiteiten of categorisatie’s, zoals geslacht, ras, klasse, nationaliteit, leeftijd of etniciteit.
Deze classificaties zijn gemakkelijk te begrijpen als behorend tot een normale identiteit. De huidige feministen profileren zich echter voor de “rechten” en “gelijkheid” van minderheidsgroepen, intersectionaliteit omvat bijvoorbeeld ook fysieke en mentale tekortkomingen, ziekten waaronder geestelijke en andere factoren die van invloed kunnen zijn op de identiteit. Het is gemakkelijk te begrijpen waarom de grenzen tussen gezonde gendergelijkheid en de rechten van minderheden beginnen te wankelen in lijn met het “feministische” debat en de vooruitgang van de culturele marxistische politiek. Met name gezien het feit dat zij zich in de media samen met “transseksuelen” ook “transgenders”, “transgehandicapten” en “getransfecteerde” mensen laten figureren die normaal gesproken in een freakshow thuishoren.
Hoewel de vorige gevallen nog steeds als marginale voorbeelden kunnen worden beschouwd, is de manier waarop intersectionaliteit de identiteit in afgegrensde stukken voor analyse, problematisering en individuele aandachtshonger verdeelt in plaats van een gehele en gezonde complete identiteit, veel zorgwekkender en destructiever als men bedenkt dat de doelgroep van de feministische propaganda, schoolgaande kinderen en jonge studenten zijn die nog geen identiteit hebben gevormd.
De oorlog tegen blanke vrouwen: Hoe feminisme & diversiteit schadelijk zijn voor hen