Volgens een door Maplecroft in New York opgestelde risicoanalyse zullen sociale onrust en volksopstanden in 2020 explosief toenemen ten opzichte van 2019. De volksontevredenheid die zich over de hele wereld verspreidt, kan worden beschouwd als het falen van regeringen en het resultaat van een roekeloze globalisering.
2019 was het jaar waarin de wereld moest ervaren hoe onrust floreerde, vooral in Hong Kong, Chili, Nigeria, Soedan, Haïti en Libanon. Het aantal landen dat in de schaal van extreem risico op volksopstand in 2020 omhoog is geklommen, bedraagt 20 landen in vergelijking met 12 landen in 2019.
Maplecroft merkt op dat de landen die nog steeds vrijheid van meningsuiting hebben de onrust enigszins hebben kunnen doen bedwingen, terwijl de landen waar de regeringen de volksuitingen en de vrijheid van meningsuiting afwijzen, een drastischer gewelddadige ontwikkeling doormaken.
Dit is een duidelijk signaal aan de landen in Europa die momenteel proberen de ontevredenheid van het volk te beheersen, zoals Frankrijk, maar ook Nederland.
Het enige wat Hongkong behoedt voor een verdere stijging in de index is dat het land nog steeds over een aantal mechanismen beschikt om de ontevredenheid te kanaliseren, waaronder de vrijheid van meningsuiting en een robuuste rechterlijke macht, ook al worden deze steeds verder uitgehold, schrijft Maplecroft.
Volksopstanden brengen aanzienlijke risico’s en kosten met zich mee voor landen die worden getroffen door de onbekwaamheid van de regeringen om in te spelen op de wensen en behoeften van hun bevolking. Veel sectoren en particuliere bedrijven worden getroffen, terwijl beveiligingsbedrijven en bedrijven die betrokken zijn bij bedrijfsverplaatsingen financieel floreren, volgens andere bronnen.
Maplecroft is van mening dat terugkerende oorzaken van opstanden in de wereld zijn dat mensen in veel landen ervaren hoe hun rechten worden onderdrukt, hoe de economische onrechtvaardigheid toeneemt en hoe de kosten van levensonderhoud toenemen.
Maar de onderliggende oorzaak van het ongenoegen is sinds 1997 het terugschroeven van burger- en politieke rechten. In Chili zijn de protesten aangewakkerd door inkomensongelijkheid en hoge kosten van levensonderhoud, maar werden ze uitgelokt door een schijnbaar triviale prijsstijging van 30 peso (0,04 dollar) van de metrokaartjes.
Van de 11 indicatoren zijn de bezuinigingen op subsidies de belangrijkste oorzaak van onrust en ontevredenheid. Een andere factor is de inflatie, dat wil zeggen dat geld zijn waarde verliest, wat het leven langzaam moeilijker maakt.