Foto Credit: https://depositphotos.com/nl & Slaynews.com

Richard Milton’s Shattering the Myths of Darwinism kwam in 1992 als een bom terecht in de wetenschappelijke orthodoxie. Hier was een wetenschapsjournalist, geen creationist of religieus fundamentalist, die methodisch documenteerde hoe de centrale theorie van de moderne biologie minder een wetenschappelijk kader was geworden dan een soort seculiere religie, compleet met eigen dogma’s, ketterijen en inquisities. Milton ontdekte wat iedereen die Durft om Darwins theorie van dichtbij te bekijken, ontdekt: dat ‘survival of the fittest’ eigenlijk een betekenisloze tautologie is – degenen die overleven worden als fit gedefinieerd omdat ze hebben overleefd – en dat het hele bouwwerk van de evolutietheorie niet op empirisch bewijs berust, maar op een reeks cirkelredeneringen, ononderzochte aannames en wat W.R. Thompson ‘fragiele torens van hypothese op hypothese’ noemde. Het boek was niet zomaar een kritiek op de evolutietheorie; het was een onthulling van hoe de wetenschap zelf was gecorrumpeerd, getransformeerd van een onderzoeksmethode tot een instrument voor ideologische handhaving.

De diepgang van Miltons onderzoek onthult iets dat veel verontrustender is dan louter wetenschappelijke fouten. Wanneer hij nagaat hoe radiometrische datering eigenlijk werkt – of niet werkt – ontdekt hij een schijnvertoning waarbij gesteenten worden gedateerd aan de hand van de fossielen die ze bevatten, terwijl fossielen worden gedateerd aan de hand van de gesteenten waarin ze worden gevonden, zonder dat beide disciplines over een onafhankelijke verificatiemethode beschikken. Wanneer hij de waarschijnlijkheidsberekeningen onderzoekt voor zelfs maar één enkel eiwit dat toevallig wordt gevormd (1 op 10^65), vindt hij kansen die zo astronomisch zijn dat ze gelijk staan aan het winnen van de loterij elke week gedurende duizend jaar met dezelfde nummers. Wanneer hij op zoek gaat naar de overgangsfossielen waarvan Darwin zelf zei dat ze in ontelbare aantallen moesten bestaan om zijn theorie te staven, vindt hij in plaats daarvan wat paleontologen “het bedrijfsgeheim van de paleontologie” noemen: ze bestaan gewoonweg niet. Elke grote groep verschijnt plotseling in het fossielenbestand, volledig gevormd, blijft onveranderd en verdwijnt dan zonder in iets anders te veranderen. Alleen al de Cambrische explosie, waarbij bijna alle dierlijke phyla tegelijkertijd zonder voorlopers verschenen, had een einde moeten maken aan het debat, maar in plaats daarvan is het weggeredeneerd door steeds creatievere interpretaties die de theorie in stand houden ten koste van het bewijs, schrijft Unbekoming.

Wat Milton aan het licht brengt, en wat Liam Scheff zo briljant verwoordde voor zijn vroegtijdige dood, is dat het darwinisme nooit echt een wetenschappelijke theorie is geweest – het was een antireligie, geboren uit de wanhopige behoefte van Victoriaanse intellectuelen om te ontsnappen aan de verstikkende greep van het kerkelijk gezag. Zoals Scheff het stelt, ging het hele project over het vernietigen van het christelijke “door Jahweh gedreven” model, waarbij het ene soort god werd vervangen door een ander dat zij “Natuur” noemden, dat op de een of andere manier de “geschikten” ‘selecteert’ om te “overleven” door middel van processen die niemand daadwerkelijk kan definiëren of meten. Deze ideologische motivatie verklaart waarom het darwinisme ondanks zijn mislukkingen heeft overleefd: het diende een cultureel en politiek doel dat niets te maken had met het begrijpen van hoe het leven werkelijk in elkaar zit. De theorie leidde tot eugenetica en gedwongen sterilisaties – allemaal uitgevoerd als medische en wetenschappelijke projecten in naam van het helpen overleven van de ‘geschikten’. Wanneer wetenschap dogma wordt, wanneer vragen stellen verboden is, wanneer carrières worden vernietigd vanwege het publiceren van tegenstrijdig bewijs, dan doen we niet langer aan wetenschap; dan handhaven we een staatsgodsdienst. Milton documenteert geval na geval van wetenschappelijke censuur, van Warwick Collins die op de zwarte lijst werd gezet omdat hij seksuele selectie in twijfel trok, tot Forrest Mims die zijn column in Scientific American verloor, simpelweg omdat hij toegaf dat hij niet in het darwinisme geloofde.

De implicaties reiken veel verder dan academische debatten over fossielen en dateringsmethoden. Het werk van Milton, samen met stemmen als Stephen Meyer en Michael Behe, onthult dat het hele materialistische wereldbeeld van de twintigste eeuw op drijfzand is gebouwd. Wanneer Behe aantoont dat zelfs de eenvoudigste celstructuren “onreduceerbaar complex” zijn – verwijder een onderdeel en het hele systeem faalt – laat hij zien dat het leven niet geleidelijk kan worden opgebouwd van eenvoudig naar complex door middel van blinde processen. Wanneer Meyer de informatie-inhoud berekent die nodig is voor de Cambrische explosie, komt hij tot de conclusie dat voor het bouwen van nieuwe dierlijke lichaamsplannen enorme hoeveelheden nieuwe genetische informatie in één keer moeten verschijnen, en niet de langzame accumulatie van kopieerfouten die het neodarwinisme vereist. De cel is niet Darwins ‘eenvoudige klomp van een eiwitrijke combinatie van koolstof’; het is een driedimensionale fabriek met zulke geavanceerde mechanismen dat, zoals Liam Scheff opmerkte, als we deze op een andere planeet zouden aantreffen, we deze zouden herkennen als technologie die ons begrip te boven gaat. Toch wordt ons gevraagd te geloven dat dit onmogelijk complexe systeem zichzelf heeft samengesteld door willekeurige toevalligheden. De waarheid waar Milton op wijst, hoewel hij voorzichtig is om die niet bij naam te noemen, is dat de patronen van het leven iets veel diepgaander suggereren: intelligentie, doel, ontwerp – noem het wat je wilt, maar zeker niet het blinde, idiote toeval dat het darwinisme vereist. Door dit te erkennen, keren we niet noodzakelijkerwijs terug naar bijbelse letterlijkheid of laten we wetenschappelijk onderzoek varen; we maken onszelf juist vrij om het bewijs te volgen, waar dat ook heen leidt, zelfs als dat naar plaatsen is die materialisten erg ongemakkelijk maken.

Met dank aan Richard Milton.

De mythes van het darwinisme doorbreken: een rationele kritiek op de evolutietheorie: Milton, Richard

Inzichten en reflecties uit “De mythes van het darwinisme doorbreken: een rationele kritiek op de evolutietheorie”

Analogie

Stel je voor dat je te horen krijgt dat een prachtige kathedraal zichzelf heeft gebouwd. Niet in één keer, maar geleidelijk, gedurende miljoenen jaren. Eerst stapelden wind en regen willekeurig enkele stenen op die toevallig een fundering vormden. Vervolgens schudden aardbevingen andere rotsen tot muren. Blikseminslagen smolten zand tot glazen ramen. Omgevallen bomen vormden toevallig perfecte gotische bogen. Met genoeg tijd en genoeg ongelukken leidde de uiteindelijke achteruitgang op de een of andere manier tot toenemende complexiteit, totdat – voilà! – de Notre Dame in al haar glorie voor je stond. Als je erop wijst dat niemand ooit een gebouw zichzelf heeft zien bouwen, dat puin na verloop van tijd eerder chaotischer dan georganiseerder wordt en dat de ingewikkelde architectonische harmonie duidt op een ontwerper, krijg je te horen dat je onwetenschappelijk bent. Immers, in miljarden jaren kan van alles toevallig gebeuren, en hier is de kathedraal om te bewijzen dat dat ook zo is. Kijk bovendien eens naar deze ruïnes hier, die misschien eenvoudigere gebouwen waren – duidelijk tussenvormen! Het maakt niet uit dat het eigenlijk gewoon verschillende gebouwen zijn, of dat we ze achteraf in een volgorde hebben gerangschikt, of dat we ze hebben gedateerd door aan te nemen dat ze zich tot de kathedraal hebben ontwikkeld. De echte vraag, suggereert Milton, is niet of de kathedraal zichzelf zou kunnen bouwen als er genoeg tijd was, maar waarom iemand zou volhouden dat dit het geval is, terwijl alles wat we waarnemen in de werkelijkheid suggereert dat complexe, geïntegreerde systemen een intelligent ontwerp vereisen. Het bewijs ondersteunt niet dat de kathedraal zichzelf heeft gebouwd – de theorie vereist dat we het bewijs negeren.

De uitleg in één minuut

Kijk, Darwins theorie beweert dat al het leven zich in miljarden jaren van eenvoudig naar complex heeft ontwikkeld door willekeurige mutaties en natuurlijke selectie, maar het feitelijke bewijs vertelt een heel ander verhaal. Wanneer wetenschappers de fossielen eerlijk onderzoeken, zien ze dat alle grote diergroepen plotseling verschijnen, volledig gevormd, zonder overgangen tussen hen – het is alsof je complete zinnen vindt zonder ruwe kladjes. De dateringsmethoden die worden gebruikt om de evolutie te ondersteunen, zijn circulair – gesteenten worden gedateerd aan de hand van fossielen, fossielen aan de hand van gesteenten, zonder onafhankelijke verificatie. Laboratoriumexperimenten tonen aan dat organismen een ingebouwde beperking hebben om te veranderen; je kunt duizenden jaren lang honden fokken, maar ze blijven honden en worden nooit iets fundamenteel anders. Wanneer wetenschappers de kans berekenen dat zelfs maar één eiwit bij toeval wordt gevormd, is dat alsof je duizend jaar lang elke week de loterij wint – wiskundig onmogelijk. De fossielen laten stasis en plotselinge verschijning zien, geen geleidelijke verandering. Moleculaire biologie onthult geïsoleerde groepen, geen evolutionaire verbanden. Wat we in werkelijkheid waarnemen, is dat complexe informatiesystemen intelligentie vereisen, dat geïntegreerde mechanismen compleet zijn of helemaal niet voorkomen, en dat het leven bewijs van ontwerp vertoont, niet van willekeurige samenstelling. Als je je verder wilt verdiepen, onderzoek dan de Cambrische explosie, genetische homeostase en de waarschijnlijkheidsberekeningen voor abiogenese – je zult zien dat het bewijs niet in de richting van Darwin wijst, maar juist van hem af.

12-punts samenvatting

1. De tautologie van natuurlijke selectie

Natuurlijke selectie, de veronderstelde drijvende kracht achter evolutie, is in feite een betekenisloze tautologie die niets verklaart. “Survival of the fittest” betekent simpelweg “overleving van de overlevenden” – degenen die de meeste nakomelingen achterlaten, worden gedefinieerd als de sterksten omdat ze de meeste nakomelingen hebben achtergelaten. Deze cirkelredenering geeft geen inzicht in waarom specifieke kenmerken voordelig zouden zijn of hoe nieuwe kenmerken ontstaan. Moderne evolutionisten hebben toegegeven dat natuurlijke selectie slechts een constatering is van een onvermijdelijke relatie, en geen creatieve kracht. Het kan alleen de ongeschikten elimineren, niet de geschikten creëren. Het concept is zo vaag geworden dat het elke uitkomst kan accommoderen, waardoor het wetenschappelijk waardeloos is als verklarend mechanisme. Darwins centrale inzicht blijkt een loze observatie te zijn, vermomd als een diepzinnige waarheid.

2. Het schandaal van de circulaire datering

De dateringen van de geologische kolom zijn gebaseerd op een schijnvertoning van circulaire redeneringen die een straatoplichter zou doen blozen. Geologen dateren gesteenten aan de hand van de fossielen die ze bevatten, terwijl paleontologen fossielen dateren aan de hand van de gesteenten waarin ze worden gevonden – geen van beide heeft een onafhankelijke verificatiemethode. Radiometrische datering kan sedimentaire gesteenten niet rechtstreeks dateren, alleen zeldzame vulkanische intrusies, en zelfs die geven sterk tegenstrijdige resultaten. Dezelfde rotsformatie levert leeftijden op die duizenden malen verschillen, afhankelijk van de gebruikte methode. Wanneer de dateringen niet overeenkomen met de evolutionaire verwachtingen, worden ze afgedaan als vervuiling; wanneer ze de verwachtingen bevestigen, worden ze als accuraat aanvaard. De hele chronologie van de geschiedenis van de aarde is gebaseerd op aannames en vermoedens, niet op empirische metingen. We weten letterlijk niet hoe oud iets is.

3. De nul-tijdsoorsprong van het leven

Het leven verscheen op aarde op het moment dat er vloeibaar water beschikbaar kwam, waardoor er geen tijd was voor de geleidelijke chemische evolutie die Darwins theorie vereist. De kans dat zelfs maar één functioneel eiwit bij toeval wordt gevormd, is 1 op 10^65 – in feite onmogelijk, ongeacht de beschikbare tijd. Maar het fossiele bewijs toont aan dat er 3,8 miljard jaar geleden cellulair leven bestond, gelijktijdig met het eerste oppervlaktewater. Het leven is niet langzaam ontstaan uit een oersoep gedurende honderden miljoenen jaren; het ontstond volledig gevormd op het moment dat de omstandigheden dat toelieten. Deze onmiddellijke verschijning van complexiteit, die eeuwen zou moeten duren om zich bij toeval te ontwikkelen, toont aan dat het leven vooraf bepaalde patronen of sjablonen volgt, en geen willekeurige chemische processen. Het fundament van naturalistische evolutie – tijd plus toeval is gelijk aan complexiteit – stort in wanneer tijd gelijk is aan nul.

4. De ontbrekende schakels die ontbreken blijven

Na 150 jaar intensief zoeken zijn de overgangsfossielen die Darwins theorie vereist nog steeds volledig afwezig. Elke grote groep verschijnt plotseling in het fossielenbestand, volledig gevormd, blijft gedurende zijn hele bestaan onveranderd en verdwijnt dan zonder in iets anders te veranderen. De Cambrische explosie bracht bijna alle dierlijke phyla tegelijkertijd tot stand zonder voorlopers. Er zijn geen fossielen die aantonen dat vissen geleidelijk poten ontwikkelden, dat reptielen langzaam zoogdierkenmerken verwierven of dat apen steeds menselijker werden. De weinige vermeende overgangsvormen blijken bij nader onderzoek volledig ontwikkelde leden van een of andere groep te zijn, nooit echte tussenvormen. Zelfs fervente evolutionisten geven toe dat deze afwezigheid “het bedrijfsgeheim van de paleontologie” is. Het patroon zou niet minder darwinistisch kunnen zijn als het opzettelijk was ontworpen om de theorie te weerleggen.

5. Genetische homeostase – de onbreekbare barrière

Elk organisme bezit genetische homeostase – een elastische grens voor variatie die soorten terugbrengt naar hun oorspronkelijke vorm wanneer de selectiedruk wegvalt. Ondanks duizenden jaren van intensief fokken blijven honden honden, duiven duiven en fruitvliegen die gedurende duizenden generaties aan extreme mutaties zijn onderworpen fruitvliegen. Fokkers stuiten consequent op grenzen waarboven geen verdere verandering mogelijk is, ongeacht de selectiedruk. Darwins vinken, die zogenaamd evolutie in actie zijn, schommelen gewoon rond een gemiddelde en keren terug naar hun oorspronkelijke kenmerken wanneer de omstandigheden veranderen. De variatie die we waarnemen, betreft alleen het herschikken van bestaande genetische informatie, nooit het creëren van nieuwe genen met nieuwe functies. Deze biologische barrière verklaart waarom we variaties op thema’s zien, maar nooit een transformatie van die thema’s in fundamenteel verschillende organismen.

6. De moleculaire revolutie die averechts werkte

Moleculaire biologie zou het ultieme bewijs van evolutie leveren door genetische relaties tussen soorten te onthullen. In plaats daarvan onthulde ze patronen die spectaculair in tegenspraak zijn met de evolutionaire verwachtingen. Alle grote groepen zijn moleculair even ver van elkaar verwijderd – er is geen geleidelijk vertakkingspatroon, geen moleculair spoor van vis naar amfibie naar reptiel naar zoogdier. Elke poging om evolutionaire stambomen te construeren op basis van verschillende eiwitten levert volledig verschillende, tegenstrijdige relaties op. Cytochroom C plaatst bacteriën precies even ver van vissen als van mensen, waardoor het idee van primitieve versus geavanceerde organismen teniet wordt gedaan. Deze bevindingen wijzen erop dat organismen beschikken over unieke moleculaire instrumenten die zijn afgestemd op hun behoeften en niet zijn geërfd via evolutionaire afstamming. Het moleculaire bewijs suggereert een afzonderlijke schepping, geen gemeenschappelijke afstamming.

7. Het falen van de enzymsynthese

Ondanks dat ze de volledige genetische code en de exacte structuur van duizenden eiwitten kennen, kunnen wetenschappers nog steeds geen enkel enzym vanaf nul synthetiseren. De voorspelling van Francis Crick uit 1966 dat enzymen binnen tien jaar zouden worden gesynthetiseerd, is vijftig jaar later nog steeds niet uitgekomen. Het probleem is niet een gebrek aan kennis, maar het bestaan van onbekende organiserende principes. Eiwitten assembleren zich niet zelf uit aminozuren; ze hebben een uitgebreide cellulaire machinerie nodig die zelf uit eiwitten bestaat – een onreduceerbaar complexiteitsprobleem. Zelfs als alle noodzakelijke ingrediënten onder ideale omstandigheden bij elkaar worden gebracht, levert dat geen functionele eiwitten op. Deze mislukking laat zien dat het leven principes omvat die verder gaan dan de chemie en die de reductionistische wetenschap niet kan vatten. We hebben het woordenboek van het leven ontcijferd, maar kunnen geen enkel woord schrijven, wat suggereert dat informatie alleen niet gelijk staat aan leven.

8. Catastrofisme versus uniformitarianisme

Het geologische bewijs ondersteunt overweldigend een snelle catastrofale vorming in plaats van langzame uniformitaire processen. Polystrate fossielen – bomen die zich uitstrekken over lagen die vermoedelijk miljoenen jaren vertegenwoordigen – bewijzen een snelle begraving. Massagraven met miljarden prachtig bewaarde fossielen vereisten een onmiddellijke begraving onder specifieke omstandigheden. De experimenten van Guy Berthault hebben aangetoond dat sedimentaire lagen gelijktijdig worden gevormd door de sortering van deeltjes, en niet achtereenvolgens gedurende miljoenen jaren. Enorme afzettingen van zuiver zout en kalksteen die duizenden vierkante kilometers beslaan, vereisten catastrofale neerslag uit oververzadigde oplossingen, en geen geleidelijke accumulatie. Moderne processen produceren niets dat lijkt op de geologische kolom. Het bewijs wijst op planetaire catastrofes die snelle sedimentatie veroorzaakten, precies het tegenovergestelde van de langzame, geleidelijke processen die de evolutietheorie vereist.

9. De homologieparadox

Homologe structuren – vergelijkbare kenmerken bij verschillende soorten – zouden een gemeenschappelijke afstamming bewijzen, maar in feite weerleggen ze die juist. Vergelijkbare structuren ontstaan uit totaal verschillende genen en embryonale processen bij verschillende soorten. De voorpoot van gewervelde dieren ontwikkelt zich uit segmenten 2-5 bij salamanders, 6-9 bij hagedissen en 13-18 bij mensen – deze kunnen niet homoloog zijn als ze voortkomen uit verschillende ontwikkelingsprogramma’s. Hetzelfde orgaan wordt gevormd uit volledig verschillende embryonale weefsels in verschillende soorten. Deze discrepantie tussen structurele gelijkenis en ontwikkelingspad is onverklaarbaar in evolutionaire termen, maar volkomen logisch als organismen zijn ontworpen met behulp van gemeenschappelijke technische principes die via meerdere paden kunnen worden bereikt. De homologie die Darwins sterkste bewijs was, is een van de grootste tegenstrijdigheden van de evolutietheorie geworden.

10. Het mysterie van de metamorfose

De metamorfose van vlinders is een transformatie die zo ingrijpend en mysterieus is dat ze elke materialistische verklaring tart. Het lichaam van de rups lost volledig op in een amorfe cellulaire soep in de pop, waarna het zich reorganiseert tot een geheel ander organisme met vleugels, samengestelde ogen en een nieuw lichaamsplan. Geen enkel aspect van dit proces kan worden verklaard door chemie, natuurkunde of genetica. Op dezelfde manier reorganiseren embryonale cellen zich spontaan tot complete, functionerende organen wanneer ze worden gescheiden en door elkaar worden gehusseld. Wanneer de helft van een embryo wordt vernietigd, reorganiseert de rest zich tot een perfect maar kleiner organisme. Deze verschijnselen tonen organiserende principes of morfogenetische velden aan die de fysieke structuur overstijgen, wat suggereert dat het leven functioneert via sjablonen of patronen die buiten de materiële componenten van organismen bestaan.

11. Het informatieprobleem

Evolutie vereist de voortdurende toevoeging van nieuwe genetische informatie, maar alle waargenomen mutaties hebben betrekking op het verlies, de beschadiging of de herschikking van bestaande informatie. Er is nog nooit een mutatie waargenomen die een nieuw orgaan, een nieuwe stofwisselingsroute of een nieuw lichaamsplan heeft gecreëerd. De informatietheorie toont aan dat willekeurige veranderingen in gecodeerde boodschappen informatie vernietigen in plaats van creëren. De genetische code is een taal die niet alleen woordenschat vereist, maar ook grammatica, syntaxis en semantische inhoud – eigenschappen die alleen voortkomen uit intelligentie. De bewering dat willekeurige mutaties de genetische encyclopedie zouden kunnen schrijven, komt neer op de bewering dat typefouten een kookboek zouden kunnen veranderen in een technische handleiding. De geneste hiërarchieën van biologische informatie – genen in chromosomen in cellen in organismen – vertegenwoordigen lagen van complexiteit die het toeval nooit zou kunnen samenstellen.

  Na energiefiasco - Duitsland stelt zich open voor nieuwe kernenergie

12. De ideologische transformatie

Het darwinisme is getransformeerd van een toetsbare wetenschappelijke hypothese tot een onweerlegbare ideologie die al het denken doordringt. Het wordt toegepast op alles, van kosmologie tot economie, ondanks dat het buiten de biologie geen relevantie heeft. De theorie is immuun geworden voor kritiek door middel van cirkelredeneringen – alles wat wordt waargenomen, wordt geïnterpreteerd als bewijs voor evolutie. Academische carrières zijn afhankelijk van het accepteren van de darwinistische orthodoxie; subsidies vereisen evolutionaire kaders; publicaties moeten Darwin erkennen, ongeacht de relevantie. Critici worden systematisch gecensureerd, carrières worden vernietigd, artikelen worden niet afgewezen vanwege wetenschappelijke tekortkomingen, maar vanwege ideologische onjuistheid. Deze transformatie van wetenschap naar dogma, die geloof vereist in niet-waargenomen processen en onbewijsbare mechanismen, terwijl afwijkende meningen op wrede wijze worden onderdrukt, laat zien dat het darwinisme functioneert als een seculiere religie in plaats van als empirische wetenschap. De theorie blijft bestaan, niet vanwege bewijs, maar ondanks bewijs, en wordt in stand gehouden door institutionele macht in plaats van wetenschappelijke verdiensten.

De gouden nugget

De meest ingrijpende onthulling die maar weinig mensen kennen, is dat de hele geologische kolom nergens op aarde bestaat, behalve in leerboeken en museumtentoonstellingen – het is een complete verzinsel, een mentaal construct dat is samengesteld uit verspreide stukjes over de hele wereld op basis van evolutionaire aannames. Geen enkele werkelijke locatie bevat meer dan een klein deel van de veronderstelde opeenvolging. De kolom is gemaakt door vergelijkbare rotsen uit verschillende continenten te vergelijken, ervan uitgaande dat ze op basis van hun fossielen dezelfde periode vertegenwoordigen, en deze hypothetische lagen vervolgens op te stapelen tot een denkbeeldige toren van tijd. Deze kunstmatige constructie werd vervolgens het “bewijs” van de evolutie en de oudheid van de aarde, ook al gaat ze uit van wat ze beweert te bewijzen. Nog verbazingwekkender is dat de data die aan deze fictieve kolom zijn toegekend, niet gebaseerd zijn op absolute metingen, maar op vermoedens over hoe snel evolutie zou kunnen plaatsvinden en hoe langzaam sedimenten zich zouden kunnen ophopen. De hele chronologie van de geschiedenis van de aarde – elke datum die je ooit hebt gehoord over dinosaurussen, menselijke voorouders, de leeftijd van het leven zelf – is gebaseerd op deze denkbeeldige kolom die alleen in de hoofden van geologen bestaat. Als je begrijpt dat de geologische kolom een theoretische fictie is, en geen empirische realiteit, besef je dat het hele bouwwerk van de historische geologie en de evolutietheorie rust op een fundament dat in werkelijkheid niet in de natuur bestaat.

30 vragen en antwoorden

1. Welk fundamenteel probleem signaleert Richard Milton met het concept van ‘survival of the fittest’ en natuurlijke selectie als verklaringsmechanisme voor evolutie?

Milton onthult dat ‘survival of the fittest’ in wezen een tautologie is – een cirkelredenering die niets verklaart. Als je het nauwkeurig bekijkt, betekent het simpelweg ‘het overleven van degenen die overleven’ of ‘het vruchtbaar voortplanten van de meest vruchtbare voortplanters’. Volgens de moderne synthese zijn de kenmerken zelf helemaal niet van belang – het enige dat telt is wie meer nakomelingen achterlaat. Natuurlijke selectie kan niet experimenteel worden bestudeerd of direct worden waargenomen, en het geeft geen inzicht in waarom specifieke kenmerken het ene organisme bevoordelen ten opzichte van het andere. Het is slechts een uitspraak over een onvermijdelijke relatie, verpakt als een verklarend mechanisme.

Nog schadelijker is dat natuurlijke selectie inherent een mechanisme is dat de biologische diversiteit vermindert door te selecteren uit bestaande variaties. De darwinistische evolutie vereist echter een toename van de biologische diversiteit – het ontstaan van nieuwe soorten. Het concept is zo vaag geworden dat het aan elk tegenstrijdig resultaat kan worden aangepast, waardoor het wetenschappelijk zinloos is geworden. Zoals C.H. Waddington toegaf, blijkt natuurlijke selectie “bij nader inzien een tautologie te zijn” die alleen stelt dat “de sterkste individuen in een populatie (gedefinieerd als degenen die de meeste nakomelingen achterlaten) de meeste nakomelingen zullen achterlaten”. Deze bekentenis onthult dat wat darwinisten aanprijzen als hun centrale mechanisme, in feite geen verklarende kracht heeft.

2. Hoe ondermijnt de cirkelredenering tussen geologische datering en fossiele datering de wetenschappelijke geldigheid van de geologische kolom?

De geologische kolom is gebaseerd op een fundamenteel cirkelredenering die in geen enkele andere wetenschappelijke discipline aanvaardbaar zou zijn. Geologen dateren gesteentelagen aan de hand van de fossielen die ze bevatten, terwijl paleontologen fossielen dateren aan de hand van de gesteentelagen waarin ze worden gevonden. Deze onderlinge afhankelijkheid is ontstaan omdat uniformitaristische geologen de darwinisten nodig hadden om de sleutel tot de stratigrafische opeenvolging te verschaffen door middel van vergelijkende anatomie van fossielen, terwijl de darwinisten de geologen nodig hadden om de enorme tijdspannes te verschaffen die nodig zijn voor geleidelijke evolutie. Geen van beide disciplines heeft een onafhankelijke methode voor absolute datering van sedimentaire gesteenten.

Radioactieve datering, waarvan algemeen wordt aangenomen dat deze absolute data oplevert, kan alleen worden toegepast op vulkanisch gesteente dat radioactieve mineralen bevat – niet op de sedimentaire gesteenten waaruit de geologische kolom bestaat. Wanneer vulkanische intrusies af en toe in sedimentaire lagen voorkomen, zijn ze zo zeldzaam en onbetrouwbaar dat het Institute of Geological Sciences toegeeft dat isotopische leeftijden “waarschijnlijk niet kunnen concurreren met of fossielen kunnen vervangen als het belangrijkste middel voor correlatie”. De dateringen die aan de geologische kolom worden toegekend, zijn daarom niet gebaseerd op empirische metingen, maar op veronderstellingen over evolutiesnelheden en sedimentatiesnelheden. Robert Bakkers zelfverzekerde beweringen over “10 miljoen jaar” bij Como Bluffs, ondanks het ontbreken van radioactieve datering en volledige fossielsequenties, illustreren hoe deze cirkelredenering een geaccepteerde praktijk is geworden in de paleontologie.

3. Welk bewijs uit koolstofdatering en andere radiometrische methoden betwist de conventionele leeftijd van de aarde?

Koolstofdatering heeft onverwacht fundamentele tekortkomingen aan het licht gebracht in de uniformitaire aannames over de leeftijd van de aarde. De methode van Willard Libby gaat ervan uit dat koolstof in de atmosfeer een evenwicht heeft bereikt, maar metingen tonen aan dat het gehalte nog steeds toeneemt, wat suggereert dat de atmosfeer minder dan 30.000 jaar oud is. Kolen- en olievoorraden, die vermoedelijk miljoenen jaren oud zijn, leveren consequent koolstofdateringen op van slechts enkele duizenden jaren. Nog verontrustender is dat vulkanisch gesteente waarvan bekend is dat het recent is ontstaan (zoals Hawaiiaanse lava uit 1801) kalium-argon-leeftijden van miljoenen of miljarden jaren oplevert als gevolg van verontreiniging met overtollig argon.

Het onderzoek van Melvin Cook naar helium in de atmosfeer vormt een andere serieuze uitdaging. Helium-4, geproduceerd door radioactief verval in gesteente, zou zich in de loop van miljarden jaren in de atmosfeer moeten hebben opgehoopt, maar er is slechts een fractie van de verwachte hoeveelheid aanwezig. Bij de huidige emissiesnelheid zou het huidige helium in de atmosfeer in slechts 1,8 miljoen jaar zijn opgehoopt. Meerdere dateringsmethoden die op dezelfde monsters worden toegepast, leveren routinematig sterk uiteenlopende leeftijden op, soms met verschillen van duizenden jaren. De KBS-tuff in Kenia, die cruciaal is voor het dateren van menselijke voorouders, leverde leeftijden op die varieerden van 0,52 tot 220 miljoen jaar voor dezelfde rotsformatie. Deze discrepanties zijn geen kleine technische problemen, maar fundamentele uitdagingen die suggereren dat de aarde veel jonger zou kunnen zijn dan de miljarden jaren die het darwinisme vereist.

4. Waarom vormt de afwezigheid van overgangsfossielen in het geologische archief een belangrijke uitdaging voor de darwinistische evolutie?

Darwin zelf erkende dat de afwezigheid van overgangsfossielen “het meest voor de hand liggende en ernstigste bezwaar tegen mijn theorie” was. Na 150 jaar intensief zoeken is dit probleem alleen maar erger geworden, niet beter. De fossielen laten zien dat soorten plotseling verschijnen, volledig gevormd, gedurende hun hele bestaan onveranderd blijven (stasis) en dan abrupt verdwijnen. Er zijn geen geleidelijke overgangen tussen grote groepen – geen fossielen die laten zien dat vissen geleidelijk amfibische kenmerken ontwikkelen, geen reeks die laat zien dat reptielen langzaam zoogdierkenmerken verwerven. De grenzen tussen soorten, geslachten, families en alle hogere taxa zijn altijd scherp en duidelijk.

De Cambrische explosie illustreert dit probleem op dramatische wijze: bijna alle grote diergroepen verschijnen tegelijkertijd in het geologische archief, zonder voorlopers. Professionele paleontologen hebben deze realiteit erkend: Stephen Jay Gould gaf toe dat “de extreme zeldzaamheid van overgangsvormen in het fossielenarchief het bedrijfsgeheim van de paleontologie blijft”. De weinige veronderstelde overgangsvormen blijken bij nader onderzoek ofwel volledig gevormde leden van de ene of de andere groep te zijn, nooit echte tussenvormen. Zelfs de overgang van landzoogdieren naar walvissen laat, ondanks talrijke fossiele vondsten, alleen volledig aquatische of volledig terrestrische vormen zien, zonder iets daartussenin. Deze systematische afwezigheid van overgangen op elk niveau is in tegenspraak met de geleidelijke transformatie die Darwins theorie vereist en suggereert dat macro-evolutie door geaccumuleerde kleine veranderingen simpelweg niet voorkomt.

5. Wat is de kans dat eiwitten spontaan ontstaan volgens de berekeningen van Hubert Yockey, en waarom is dit belangrijk?

Hubert Yockey berekende dat de kans dat een enkel eiwit met slechts 100 aminozuren spontaan ontstaat 1 op 10^65 is – een getal dat zo groot is dat het ons begrip te boven gaat. Om dit in perspectief te plaatsen: deze kans is vergelijkbaar met het winnen van de staatsloterij elke week gedurende duizend jaar met dezelfde nummers. Het team van Robert Sauer aan het MIT bevestigde deze berekeningen experimenteel door te proberen eiwitten te reconstrueren door middel van aminozuursubstitutie. Ze ontdekten dat eiwitten geen willekeurige verzameling chemicaliën zijn, maar buitengewoon zeldzame en precieze combinaties waarbij de meeste posities volledig intolerant zijn voor substitutie.

Dit waarschijnlijkheidsprobleem wordt onoverkomelijk wanneer men bedenkt dat de kans op het ontstaan van leven tot vrijwel nul is geslonken. Fossiel bewijs toont nu aan dat er onmiddellijk leven ontstond toen er 3,8 miljard jaar geleden voor het eerst vloeibaar water beschikbaar kwam. Er was geen tijd voor probabilistische processen om talloze willekeurige combinaties te doorlopen. De eenvoudigste zichzelf replicerende cel vereist niet één maar honderden verschillende eiwitten, plus DNA, RNA en complexe metabolische systemen die allemaal samenwerken. De kans dat al deze componenten tegelijkertijd bij toeval ontstaan, is zo oneindig klein dat het in feite onmogelijk is, ongeacht de beschikbare tijd. Francis Crick erkende dit probleem zelf en stelde dat het ontstaan van leven “bijna een wonder lijkt, omdat er zoveel voorwaarden vervuld moesten zijn om het op gang te brengen”.

6. Hoe dagen de sedimentatie-experimenten van Guy Berthault de uniformitaristische aannames over rotsvorming uit?

Berthaults baanbrekende experimenten aan het Institut de Mechanique des Fluides en het Engineering Research Center van de Universiteit van Colorado toonden aan dat sedimentaire lagen niet worden gevormd op de manier die geologen al 150 jaar aannemen. Toen hij gemengde sedimenten in tanks met stromend water goot, sorteerden de deeltjes zich op basis van grootte en gewicht als gevolg van de stroming, waardoor er meerdere lagen tegelijk ontstonden – en niet achtereenvolgens, zoals de uniformitarianistische theorie vereist. De resulterende laminaties leken identiek aan natuurlijke gesteentelagen, maar ze vormden zich in één keer, en niet laag voor laag gedurende miljoenen jaren.

Het belangrijkste is dat Berthault bewees dat de dikte van de laminering onafhankelijk is van tijd – deze hangt af van de stroomsnelheid en de eigenschappen van de deeltjes, niet van de duur van de afzetting. Een dikke laag duidt niet op lange tijdsperioden, maar alleen op verschillende stromingsomstandigheden. Zijn werk, gepubliceerd door de Franse Academie van Wetenschappen, toont aan dat de hele geologische kolom snel tijdens catastrofale gebeurtenissen zou kunnen zijn gevormd in plaats van langzaam gedurende eeuwen. De duidelijke grenzen tussen de lagen, die voorheen werden geïnterpreteerd als tijdsverschillen, zijn gewoon het resultaat van veranderende stroomsnelheden tijdens een continue, snelle afzetting. Dit experimentele bewijs geeft aan dat sedimentaire gesteenten geen informatie verschaffen over het verstrijken van de tijd en dat de miljoenen jaren die in de geologische kolom worden gelezen, gebaseerd zijn op verkeerde veronderstellingen over hoe sedimenten worden gevormd.

7. Welke problemen ziet Milton in de beroemde evolutielijn van het paard, van Eohippus tot Equus?

De evolutielijn van het paard, die wordt beschouwd als het kroonjuweel van het evolutionaire bewijs, toont in feite het tegenovergestelde aan van wat darwinisten beweren. De fossielen zijn verspreid over de hele wereld gevonden, niet in opeenvolgende geologische lagen op één locatie. Ze zijn kunstmatig gerangschikt in een volgorde op basis van evolutionaire aannames, en niet in die volgorde ontdekt. Veel “overgangsvormen” leefden tegelijkertijd – Mesohippus en Miohippus bestonden naast elkaar, net als andere vermeende voorouders en nakomelingen. De reeks is niet eens lineair; sommige latere vormen, zoals Archaeohippus, waren dwergpaarden, wat de veronderstelde trend naar toenemende grootte omkeerde.

De transformatie van bladeren eten naar grazen, die zogenaamd wordt aangetoond door veranderingen in de tanden, wordt tegengesproken door het feit dat moderne paarden van beide diëten kunnen leven. De vermindering van tenen van vier naar één is geen evolutie, maar variatie binnen bestaande genetische grenzen – paarden met meerdere tenen komen vandaag de dag nog steeds af en toe voor, wat aantoont dat de genen voor meerdere tenen nog steeds aanwezig zijn. George Simpson, die de volgorde heeft gecreëerd, gaf toe dat deze slechts “de geschiedenis van slechts één afstamming” laat zien, kunstmatig geselecteerd uit een complexe verzameling variaties. Er zijn geen overgangsfossielen die Eohippus (nu Hyracotherium genoemd) met echte paarden verbinden – de kloof tussen beide is zo groot dat sommige paleontologen zich afvragen of ze überhaupt verwant zijn. Wat in musea wordt gepresenteerd als bewijs van geleidelijke evolutie is in feite een zorgvuldig geconstrueerd verhaal dat tegenstrijdige bewijzen negeert en uitgaat van wat het beweert te bewijzen.

8. Waarom is het voorbeeld van de peper-en-zoutvlinder geen bewijs voor evolutie door natuurlijke selectie?

Het geval van de peper-en-zoutvlinder, dat wordt aangeprezen als een direct waargenomen voorbeeld van evolutie, toont alleen aan dat wanneer je alle lichte vlinders doodt, alleen de donkere overblijven – wat nauwelijks een diepgaand evolutionair inzicht is. Er ontstond geen nieuwe soort; zowel lichte als donkere vormen bestonden al vóór de industriële vervuiling en beide bestaan nog steeds. De vlinders ontwikkelden geen nieuwe kenmerken; natuurlijke selectie veranderde alleen de verhoudingen tussen de bestaande variëteiten. Dit is vergelijkbaar met zeggen dat als alle mensen met bruine ogen zouden sterven, de mensheid blauwe ogen zou hebben “geëvolueerd”. De genetische informatie voor beide kleuren was altijd al aanwezig in de populatie.

De oorspronkelijke experimenten van Bernard Kettlewell zijn bekritiseerd vanwege methodologische tekortkomingen: hij plaatste motten overdag op boomstammen, terwijl ze zich normaal gesproken verstoppen, waardoor ze ongeacht hun kleur een gemakkelijke prooi waren. De correlatie tussen vervuiling en de kleur van motten is niet eens consistent; in sommige gebieden nam het aantal donkere motten toe zonder industriële vervuiling, terwijl dat in andere gebieden niet het geval was, ondanks de zware vervuiling. Het belangrijkste is dat dit voorbeeld alleen schommelingen binnen bestaande genetische grenzen laat zien – wat Ernst Mayr ‘genetische homeostase’ noemde. De motten blijven motten, net zoals de vinken van Darwin vinken blijven, ongeacht variaties in hun snavel. Er ontstond geen nieuwe genetische informatie, er vond geen vooruitgang plaats in de richting van een nieuwe soort. Dit gebruiken als bewijs voor de evolutie van moleculen naar de mens is hetzelfde als beweren dat een piano, omdat hij zowel zwarte als witte toetsen heeft, uiteindelijk zou kunnen evolueren tot een symfonieorkest.

9. Hoe tonen Darwins vinken eigenlijk de grenzen van variatie aan in plaats van het bewijs van soortvorming?

Het decennialange onderzoek van Peter en Rosemary Grant naar Darwins vinken, geprezen als “evolutie in actie”, bewijst juist het tegenovergestelde van wat darwinisten beweren. Tijdens droogtes nam de gemiddelde snavelgrootte toe, omdat vogels met grotere snavels beter overleefden; tijdens natte periodes nam de snavelgrootte af. Maar dit was slechts een schommeling rond een gemiddelde, geen directionele evolutie. Na jaren van schommelingen keerden de vinken terug naar hun oorspronkelijke kenmerken. Ondanks sterke selectiedruk vond er geen netto-evolutie plaats. De vogels konden onderling kruisen en vruchtbare nakomelingen voortbrengen – ze bleven één soort met variatie, niet meerdere soorten.

De vinken vertonen een perfecte genetische homeostase – variatie binnen strikte grenzen die niet kunnen worden overschreden. Alle waargenomen veranderingen hadden betrekking op het herschikken van bestaande genen, niet op het creëren van nieuwe. De verschillen tussen vinkensoorten zijn vergelijkbaar met de verschillen tussen hondenrassen – dramatische maar beperkte variatie binnen onveranderlijke grenzen. Ondanks generaties van selectiedruk ontwikkelde geen enkele vink een nieuw orgaan, veranderde zijn fundamentele lichaamsbouw of vertoonde enige vooruitgang om iets anders dan een vink te worden. De eigenschappen die darwinisten zo prijzen – snelle reactie op veranderingen in het milieu – tonen in feite een ingebouwd aanpassingsvermogen binnen vaste grenzen, geen open evolutie. Als Darwins vinken iets bewijzen, dan is het wel dat natuurlijke selectie bestaande kenmerken verfijnt, maar geen nieuwigheden kan creëren of organismen voorbij hun genetische grenzen kan duwen.

  Ondervoed kind bijna dood – kreeg alleen veganistisch eten

10. Wat is genetische homeostase en hoe beperkt dit de mogelijkheid van macro-evolutie?

Genetische homeostase is de biologische barrière die onbeperkte verandering in organismen voorkomt – de elasticiteitsgrens die soorten terugbrengt naar hun oorspronkelijke vorm wanneer de selectiedruk wordt weggenomen. Ernst Mayr, een vooraanstaand evolutionist, gaf toe dat dit fenomeen juist de veranderingen verhindert die evolutie vereist. Hoe intensief fokkers ook selecteren op extreme kenmerken, ze stuiten op grenzen waarboven geen verdere verandering mogelijk is. Duizenden jaren van hondenfokken hebben Duitse doggen en chihuahua’s voortgebracht, maar nooit een hond die fundamenteel iets anders is dan een hond. De verbetering van suikerbieten bereikte een plateau van 17% suikergehalte, ondanks voortdurende selectie. Fruitvliegen die gedurende duizenden generaties aan extreme mutaties werden onderworpen, blijven hardnekkig fruitvliegen.

Deze homeostatische barrière bestaat omdat variatie alleen bestaande genetische informatie herschikt – het kan geen nieuwe genen met echt nieuwe functies creëren. Organismen beschikken over complexe, geïntegreerde systemen waarbij het veranderen van één onderdeel vele andere beïnvloedt, waardoor wat Michael Denton “geïntegreerde complexiteit” noemt ontstaat, die fundamentele verandering tegenhoudt. Mutaties die organismen naar hun variatiegrenzen duwen, zijn steeds schadelijker en veroorzaken onvruchtbaarheid, zwakte of de dood voordat de drempel naar een nieuwe soort wordt overschreden. De fossielen bevestigen dit patroon: soorten verschijnen volledig gevormd, variëren binnen bepaalde grenzen gedurende hun bestaan en verdwijnen vervolgens zonder in iets anders te veranderen. Genetische homeostase verklaart waarom we variaties op thema’s zien (verschillende snavels bij vinken, kleuren bij motten, groottes bij honden), maar nooit zien dat die thema’s veranderen in fundamenteel andere organismen. Het is het biologische mechanisme dat ervoor zorgt dat katten katten blijven en bacteriën bacteriën, ongeacht de druk van de omgeving of de beschikbare tijd.

11. Waarom kan het fossiel van de Archaeopteryx niet dienen als overgangsvorm tussen reptielen en vogels?

Archaeopteryx, vermoedelijk het perfecte overgangsfossiel, is in feite volledig vogel, niet half reptiel. Het bezat volledig moderne vliegveren die identiek waren aan die van de huidige vogels – complexe, asymmetrische structuren die een nauwkeurige techniek vereisen om te kunnen vliegen. Dit waren geen primitieve protoveren, maar geavanceerde aerodynamische instrumenten die niet te onderscheiden waren van moderne vogelveren. De aanwezigheid van een vorkbeen (furcula) onderscheidt hem definitief van dinosaurussen, die deze structuur niet hebben. Toen in 1936 eindelijk sleutelbeenderen van dinosaurussen werden ontdekt, waardoor de oorspronkelijke voorouderlijke theorie ongeldig werd, bedachten darwinisten gewoon “convergente evolutie” om deze fatale fout weg te redeneren.

Recente ontdekkingen hebben de overgangsstatus van Archaeopteryx volledig tenietgedaan. Er zijn moderne vogels gevonden in gesteentelagen die vermoedelijk ouder zijn dan Archaeopteryx, waardoor het onmogelijk is dat deze hun voorouder is. Protoavis, ontdekt in Texas, is 75 miljoen jaar ouder dan Archaeopteryx, maar lijkt meer op een vogel. De beweerde reptielachtige kenmerken – tanden en vleugelklauwen – bewijzen niets, aangezien sommige moderne vogels klauwen hebben (hoatzin-kuikens) en sommige oude vogels geen tanden hadden, terwijl sommige moderne reptielen er geen hebben. Het vermeende ontbreken van een gekielde borstbeen, wat zou duiden op zwakke vliegspieren, wordt tegengesproken door nieuwe exemplaren die aantonen dat Archaeopteryx een robuust borstbeen had en krachtig kon vliegen. Archaeopteryx is geen overgangsvorm, maar gewoon een uitgestorven vogel met enkele unieke kenmerken, net als duizenden andere uitgestorven soorten die geen nakomelingen hebben achtergelaten.

12. Welke cirkelredeneringsproblemen zijn er bij de datering van fossielen van menselijke voorouders zoals de Javaman en Australopithecus?

De datering van vermeende menselijke voorouders is een voorbeeld van de cirkelredenering die de paleoantropologie teistert. De leeftijd van de Javamens werd niet bepaald door middel van een absolute dateringsmethode, maar door deze te vergelijken met fossielen in Europa die waren gedateerd op basis van hun veronderstelde evolutionaire stadium. De KBS-tuff in Kenia, cruciaal voor het dateren van veel fossielen van mensachtigen, leverde leeftijden op variërend van 0,52 tot 220 miljoen jaar, totdat paleontologen 1,8 miljoen jaar kozen omdat dit paste bij hun evolutionaire verwachtingen. Wanneer radiometrische dateringen in tegenspraak zijn met evolutionaire aannames, worden ze afgedaan als vervuiling; wanneer ze deze bevestigen, worden ze als accuraat aanvaard. Richard Leakey gaf toe dat het tonen van het bewijs aan een onbevooroordeelde wetenschapper de reactie zou uitlokken: “Vergeet het maar, er is niet genoeg om mee verder te gaan.”

De datering van Australopithecus is volledig gebaseerd op cirkelredenering: de fossielen worden gedateerd aan de hand van de rotsen, die worden gedateerd op basis van hun veronderstelde positie in de evolutionaire reeks. Toen Australopithecus-fossielen werden gevonden met moderne menselijke werktuigen en botten, werd dit bewijs onderdrukt of weggeredeneerd omdat het niet paste in de vereiste tijdlijn. Het beroemde skelet van Lucy werd verspreid over een heuvel gevonden, vermengd met botten van andere soorten, maar werd op basis van evolutionaire aannames tot één individueel geheel samengevoegd. Dateringsmethoden worden geselecteerd op basis van welke de “juiste” antwoorden geven – kalium-argon voor oude dateringen, koolstof-14 wanneer jonge dateringen nodig zijn. De hele chronologie van de menselijke evolutie is gebaseerd op aannames over wat er wanneer gevonden zou moeten worden, en niet op onafhankelijke, objectieve dateringsmethoden.

13. Hoe leveren polystrate fossielen en massagraven bewijs voor catastrofale in plaats van uniformitaire geologie?

Polystrate fossielen – bomen en andere organismen die zich uitstrekken over meerdere geologische lagen die vermoedelijk miljoenen jaren vertegenwoordigen – weerleggen definitief geleidelijke sedimentatie. Een boomstam die verticaal door lagen staat die naar verluidt miljoenen jaren nodig hadden om te ontstaan, zou lang voordat hij begraven werd, weggerot zijn. Toch komen dergelijke fossielen wereldwijd veel voor. In Nova Scotia staan lycopside bomen door duizenden meters aan lagen heen; in de versteende bossen van Yellowstone strekken bomen zich uit over meerdere “opeenvolgende” boslagen. Deze bomen vertonen geen tekenen van verval in hun bovenste delen, wat wijst op een snelle begraving door catastrofale sedimentatie, niet op een langzame ophoping gedurende eeuwen.

Op elk continent bestaan massagraven met miljarden perfect bewaarde fossielen. De Old Red Sandstone bevat miljarden vissen die in hun doodstrijd zijn verwrongen over duizenden vierkante kilometers. Dinosaurusgraven zoals die bij Como Bluffs bevatten “letterlijk tientallen skeletten boven op elkaar en met elkaar verweven”, wat wijst op gelijktijdige dood en begraving. De voortreffelijke conservering van zachtlichaamige organismen in de Burgess Shale vereiste een onmiddellijke begraving onder specifieke chemische omstandigheden. Moderne processen produceren niets vergelijkbaars – miljoenen buffels die op de Amerikaanse vlakten werden geslacht, hebben geen fossielenbedden achtergelaten. Deze begraafplaatsen vereisten catastrofale gebeurtenissen die zorgden voor een onmiddellijke diepe begraving – enorme overstromingen, vulkaanuitbarstingen of tsunami’s. De wereldwijde verspreiding van dergelijke afzettingen, vaak op grote hoogte en met een mengeling van mariene en terrestrische organismen, duidt op planetaire rampen, niet op lokale overstromingen of geleidelijke processen.

14. Welke fundamentele vragen rijzen uit het feit dat homologe structuren zich ontwikkelen uit niet-homologe genetische systemen?

De ontdekking dat vergelijkbare structuren in verschillende soorten zich ontwikkelen uit volledig verschillende genen en embryonale processen, maakt de evolutionaire interpretatie van homologie onhoudbaar. De voorpoot van gewervelde dieren, Darwins klassieke voorbeeld van homologie die wijst op een gemeenschappelijke afstamming, ontwikkelt zich uit verschillende lichaamssegmenten in verschillende soorten – segmenten 2-5 bij salamanders, 6-9 bij hagedissen, 13-18 bij mensen. Deze kunnen niet homoloog zijn als ze voortkomen uit verschillende ontwikkelingsprogramma’s. Het spijsverteringskanaal vormt zich uit het dak van de embryonale darm bij haaien, de bodem bij lampreien, zowel het dak als de bodem bij kikkers, en uit volledig verschillende weefsels bij vogels en reptielen. Toch worden ze allemaal als homologe structuren beschouwd.

Deze discrepantie tussen structurele gelijkenis en ontwikkelingspad is in evolutionaire termen onverklaarbaar. Als gelijkenissen het gevolg zijn van een gemeenschappelijke afstamming, zouden ze door vergelijkbare genen moeten worden gestuurd en zich via vergelijkbare processen moeten ontwikkelen. In plaats daarvan zien we dat organismen via totaal verschillende genetische en ontwikkelingsroutes tot identieke eindresultaten kunnen komen. Nog raadselachtiger is dat sommige echt homologe genen in verschillende organismen totaal verschillende structuren produceren. Dit suggereert dat vormgelijkenis niet wijst op een genetische verwantschap, maar eerder op gemeenschappelijke ontwerpprincipes of beperkingen die via meerdere onafhankelijke routes kunnen worden bereikt. Zoals Gavin de Beer toegaf, “kan homologie zelden worden teruggevoerd tot de embryologie”, waardoor de veronderstelde link tussen vergelijkende anatomie en evolutionaire afstamming wordt verbroken.

15. Waarom is het bewijs van cytochroom C in feite in tegenspraak met evolutionaire relaties in plaats van deze te ondersteunen?

Moleculaire vergelijkingen van cytochroom C hebben resultaten opgeleverd die spectaculair in tegenspraak zijn met evolutionaire verwachtingen. Volgens de evolutietheorie zouden organismen geleidelijke verschillen moeten vertonen die hun evolutionaire afstand weerspiegelen: vissen zouden enigszins moeten verschillen van amfibieën, die op hun beurt enigszins zouden moeten verschillen van reptielen, die weer enigszins zouden moeten verschillen van zoogdieren. In plaats daarvan zijn alle gewervelde dieren even ver verwijderd van bacteriën, met een divergentie van 64-67%. Een vis verschilt precies evenveel van bacteriën als mensen, wat in tegenspraak is met het idee dat vissen primitiever zijn. Er is geen moleculair spoor dat de veronderstelde evolutie van vis naar amfibie naar reptiel naar zoogdier aantoont.

Wat nog schadelijker is, is dat dit patroon zich op elk niveau herhaalt. Alle zoogdieren staan op gelijke afstand van reptielen; alle reptielen staan op gelijke afstand van amfibieën. De moleculaire verschillen tussen de grote groepen zijn uniform en absoluut, niet gradueel. Amfibieën, die zogenaamd een overgang vormen tussen vissen en landvertebraten, staan moleculair even ver van vissen af als zoogdieren. De traditionele evolutionaire stamboom wordt moleculair onmogelijk – er is geen stam, geen takken, alleen geïsoleerde clusters die in de moleculaire ruimte zweven. Zoals Michael Denton stelt, moet deze bevinding “worden beschouwd als een van de meest verbazingwekkende bevindingen van de moderne wetenschap”, omdat ze aantoont dat op moleculair niveau geen enkel organisme de voorouder is van een ander. Elke groep is uniek en geïsoleerd, alsof ze afzonderlijk zijn ontstaan in plaats van te zijn geëvolueerd uit gemeenschappelijke voorouders.

16. Welke problemen zijn er bij het synthetiseren van zelfs eenvoudige biologische moleculen zoals enzymen, ondanks dat we de genetische code kennen?

Ondanks dat we de volledige genetische code kennen en gedetailleerde driedimensionale structuren van veel enzymen hebben, kunnen wetenschappers niet eens één enkel enzym vanaf nul synthetiseren. Francis Crick voorspelde in 1966 vol vertrouwen dat enzymen “binnen vijf of tien jaar” zouden worden gesynthetiseerd, maar decennia later blijft dit onmogelijk. Het probleem is niet een gebrek aan kennis over aminozuursequenties – we weten precies welke aminozuren waar in duizenden eiwitten voorkomen. De onoverkomelijke uitdaging is dat eiwitten zich niet eenvoudigweg zelf assembleren uit aminozuurmengsels, zoals chemicaliën die uit een oplossing kristalliseren. Ze vereisen nauwkeurige vouwpatronen, chemische modificaties en cellulaire mechanismen die we niet kunnen repliceren.

Levende cellen produceren eiwitten met behulp van uitgebreide systemen van tientallen enzymen, RNA-moleculen, ribosomen en energiebronnen, die allemaal nauwkeurig op elkaar zijn afgestemd. Elk onderdeel heeft de andere nodig om te kunnen functioneren – een kip-en-ei-probleem van onherleidbare complexiteit. Zelfs wanneer wetenschappers alle benodigde ingrediënten onder ideale omstandigheden bij elkaar brengen, ontstaan er geen functionele eiwitten. Er ontbreekt iets essentieels – of dat nu een onbekend proces is, een organisatorisch principe of wat vitalisten een ‘levenskracht’ noemen. Deze mislukking weerlegt de bewering dat het begrijpen van DNA hetzelfde is als het begrijpen van het leven. We hebben het alfabet en het woordenboek van het leven ontcijferd, maar we kunnen geen enkele zin schrijven. De kloof tussen het kennen van de code en het creëren van leven blijft absoluut, wat suggereert dat het leven principes omvat die verder gaan dan louter chemie en die de wetenschap nog niet heeft ontdekt of misschien niet kan ontdekken met reductionistische methoden.

17. Hoe daagt het nul-tijdprobleem voor het ontstaan van het leven de darwinistische aannames over geleidelijke ontwikkeling uit?

De ontdekking dat het leven onmiddellijk verscheen toen er ongeveer 3800 miljoen jaar geleden voor het eerst vloeibaar water beschikbaar kwam, sluit elke mogelijkheid van geleidelijke chemische evolutie uit. Fossiel bewijs uit de Isua-formatie in Groenland toont aan dat er al op het vroegste moment dat de aarde dit kon ondersteunen, complex cellulair leven bestond. Er was geen oersoep die honderden miljoenen jaren lang broeide, geen langzame accumulatie van organische moleculen, geen geleidelijke overgang van eenvoudig naar complex. Het leven verscheen explosief, volledig gevormd, op het moment dat de omstandigheden dat toelieten. Deze bevinding vernietigt het fundament van alle naturalistische theorieën over het ontstaan van het leven, die enorme tijdsperioden vereisen voor onwaarschijnlijke chemische gebeurtenissen om zich op te stapelen.

Het gelijktijdig verschijnen van water en leven suggereert ofwel dat het ontstaan van leven onvermijdelijk is gegeven de basisvoorwaarden – wat in tegenspraak is met de veronderstelde onwaarschijnlijkheid ervan – ofwel dat het leven al gevormd ergens anders vandaan kwam. Maar panspermie verplaatst het probleem alleen maar zonder het op te lossen. De complexiteit van zelfs de eenvoudigste cel, waarvoor honderden eiwitten, DNA, RNA en metabolische systemen nodig zijn die allemaal samenwerken, kan niet plotseling door toeval ontstaan. De kans op een dergelijke spontane organisatie is in feite nul, ongeacht de omstandigheden. Zoals een onderzoeker opmerkte, wachtte het leven niet op het blinde toeval om de dobbelstenen te gooien, maar “barstte het los op het eerste beschikbare moment”. Dit patroon van onmiddellijke verschijning wanneer de omstandigheden het toelaten – ook te zien in de Cambrische explosie en na massale uitstervingen – suggereert dat het leven vooraf bepaalde patronen of sjablonen volgt in plaats van te ontstaan door willekeurige chemische processen.

18. Welk bewijs leverden Ted Steele en anderen voor de overerving van verworven eigenschappen?

De revolutionaire experimenten van Ted Steele toonden aan dat verworven eigenschappen kunnen worden overgeërfd, waarmee hij Lamarck gelijk gaf en een fundamenteel principe van het neodarwinisme tegensprak. Steele stelde dat retrovirussen mutaties uit lichaamscellen konden kopiëren en deze konden overbrengen naar voortplantingscellen, waardoor verworven veranderingen erfelijk werden. De experimenten van Reg Gorczynski bevestigden dit door aan te tonen dat muizen die immunologisch tolerant waren gemaakt voor vreemd weefsel, deze tolerantie konden doorgeven aan hun nakomelingen – 50% in de eerste generatie, 20-40% in de kleinkinderen. Deze verworven immuniteit werd via de genetische lijn doorgegeven en niet door elke generatie opnieuw aangeleerd.

Aanvullend bewijs komt van meerdere onderzoekers die door het milieu veroorzaakte genetische veranderingen aantonen. De vlasplanten van Alan Durrant ontwikkelden, wanneer ze verschillende meststoffen kregen, erfelijke veranderingen in grootte en chemische samenstelling die generaties lang aanhielden. C.A. Cullis toonde aan dat omgevingsstress specifieke, voorspelbare genetische veranderingen in vlas veroorzaakt die worden overgeërfd. John Cairns van Harvard toonde aan dat bacteriën die essentiële voedingsstoffen worden onthouden, consequent specifieke mutaties ontwikkelen waardoor ze die voedingsstoffen kunnen synthetiseren – geen willekeurige mutaties, maar gerichte reacties op uitdagingen in de omgeving. Barry Hall bevestigde dat gunstige mutaties veel vaker voorkomen dan neutrale of schadelijke mutaties wanneer organismen onder stress staan. Deze bevindingen tonen aan dat organismen actief kunnen reageren op uitdagingen in de omgeving door hun eigen genen op specifieke, gunstige manieren te veranderen en deze aanpassingen door te geven aan hun nakomelingen – precies wat volgens de theorie van Darwin niet kan gebeuren.

19. Hoe dagen de gerichte mutatie-experimenten van Cairns en Hall de willekeurige aard van genetische mutaties uit?

De experimenten van Cairns in 1988 aan Harvard hebben het neo-Darwinistische dogma dat mutaties willekeurig zijn ten opzichte van de behoefte, onderuit gehaald. Toen E. coli-bacteriën die geen lactose konden verteren in een medium met alleen lactose werden geplaatst, stierven ze niet terwijl ze op willekeurige mutaties wachtten. In plaats daarvan ontwikkelden ze specifiek de exacte mutaties die nodig waren om lactose te verteren – en alleen die mutaties. De mutatiesnelheid voor de gunstige eigenschap was honderden keren hoger dan voor neutrale eigenschappen. Dit was geen selectie van reeds bestaande varianten; de mutaties ontstonden als reactie op een uitdaging vanuit de omgeving. De bacteriën ‘wisten’ op de een of andere manier welke genetische veranderingen nodig waren en brachten die opzettelijk tot stand.

De experimenten van Barry Hall uit 1990 gingen nog verder en toonden aan dat wanneer bacteriën twee specifieke mutaties nodig hadden om te overleven, ze beide tegelijkertijd verwierven – wat astronomisch onwaarschijnlijk is als mutaties willekeurig zijn. De mutaties waren gericht op specifieke genen, traden versneld op en stopten zodra aan de adaptieve behoefte was voldaan. Hall berekende dat gunstige mutaties 100 miljoen keer vaker voorkwamen dan op basis van toeval te verwachten was. Dit waren geen gelukkige toevalligheden; organismen beschikken over mechanismen om omgevingsstress te detecteren en specifieke genetische oplossingen te genereren. Dit impliceert dat evolutie niet wordt aangestuurd door willekeurige kopieerfouten, maar door geavanceerde cellulaire systemen die de omgevingsomstandigheden monitoren en passende genetische reacties ontwikkelen. De cel vertoont doelgerichte probleemoplossende vermogens die eerder wijzen op intelligentie of ontwerp dan op blinde chemische processen.

20. Welke onverklaarbare verschijnselen in de metamorfose van vlinders en de embryonale ontwikkeling wijzen op onbekende organiserende principes?

De metamorfose van vlinders blijft ondanks uitgebreid onderzoek volkomen onverklaarbaar. In de pop lost het lichaam van de rups volledig op in een amorfe cellulaire soep zonder herkenbare structuren. Uit deze vloeistof ontstaat een geheel ander organisme met vleugels, samengestelde ogen, voortplantingsorganen en een volledig nieuw lichaamsplan. Geen enkel stadium van deze transformatie kan worden verklaard door bekende chemie, fysica of genetica. Het organiserende principe dat miljarden cellen choreografeert van ontbinding tot hervorming tot een nauwkeurig nieuw patroon, blijft volkomen mysterieus. De imaginaire schijven waarrond de vlinder zich vormt, bieden geen verklaring – het zijn markeringen, geen oorzaken.

Soortgelijke onverklaarbare verschijnselen doen zich tijdens de hele ontwikkeling voor. Toen Driesch de helft van een zee-egelembryo doodde, reorganiseerde de resterende helft zich tot een perfect maar kleiner embryo. Toen weefsel van de oogzenuw van een grote amfibie werd getransplanteerd naar een kleinere soort, produceerde het een perfect geproportioneerd oog van gemiddelde grootte. Wanneer cellen van verschillende organen volledig worden gescheiden en gemengd, sorteren ze zichzelf spontaan en vormen ze opnieuw functionerende organen – niercellen vormen nierstructuren, hartcellen creëren kloppend hartweefsel. Een soort toezichthoudend systeem ‘kent’ het algemene plan en kan schade compenseren, zich aanpassen aan de schaal en cellen organiseren tot complexe structuren. Deze globale coördinatie kan niet worden verklaard door DNA, dat in elke cel identiek is, of door bekende chemische gradiënten. Het wijst op morfogenetische velden of organiserende principes die buiten de fysieke structuur van organismen bestaan.

  Verenigde Naties eisen $150 biljoen om 'klimaatverandering' te bestrijden

21. Waarom stelt Milton dat computersimulaties van evolutie geen daadwerkelijke evolutionaire processen aantonen?

Computersimulaties van evolutie tonen steevast intelligent ontwerp in plaats van natuurlijke processen, omdat ze geprogrammeerde doelen, fitnessfuncties en selectiecriteria vereisen die door programmeurs zijn gecreëerd. Het “biomorph”-programma van Richard Dawkins simuleert geen evolutie, maar laat zien hoe een ontwerper willekeurige variaties naar vooraf bepaalde doelen kan sturen. Het programma “weet” welke willekeurige veranderingen naar het doel leiden en selecteert deze – precies wat natuurlijke selectie niet kan doen, omdat het geen vooruitziendheid of doel heeft. Echte evolutie heeft geen doel, geen fitnessfunctie, geen manier om te beoordelen of veranderingen progressief zijn. De simulaties werken alleen omdat intelligente programmeurs er een doel en richting in hebben ingebouwd.

Meer fundamenteel nog, computerprogramma’s tonen aan dat het onmogelijk is dat echte nieuwigheid voortkomt uit willekeurige processen. Elk mogelijk resultaat moet in het potentieel van het programma zijn gecodeerd – computers kunnen niets echt nieuws genereren, alleen bestaande elementen opnieuw combineren volgens vooraf bepaalde regels. Biologische evolutie zou echte nieuwigheid creëren – nieuwe organen, nieuwe metabolische routes, nieuwe lichaamsplannen – die niet potentieel aanwezig waren in voorgaande vormen. Geen enkele computersimulatie heeft ooit een dergelijke open creativiteit aangetoond, omdat dit logisch onmogelijk is in algoritmische systemen. De programma’s produceren slechts variaties op thema’s die door programmeurs worden aangereikt, zoals caleidoscopen die patronen creëren uit vooraf ingestelde stukjes. Dat onderzoekers deze beperking consequent niet onderkennen, toont aan hoezeer zij ontworpen systemen hebben verward met natuurlijke processen. Elke succesvolle “evolutie”-simulatie toont in feite aan dat het bereiken van functionele complexiteit intelligente input vereist.

22. Welke rol heeft wetenschappelijke censuur gespeeld bij het onderdrukken van kritiek op de darwinistische theorie?

Wetenschappelijke censuur van darwinistische critici is systematisch en meedogenloos geworden, afgedwongen door manipulatie van peer reviews, het vernietigen van carrières en het blokkeren van publicaties. Warwick Collins ontdekte dit toen zijn artikel waarin hij seksuele selectie in twijfel trok, publiekelijk werd veroordeeld door zijn professor John Maynard Smith, die vervolgens zijn invloed gebruikte om te voorkomen dat Collins ooit nog iets zou publiceren. Forrest Mims verloor zijn column in Scientific American simpelweg omdat hij toegaf dat hij niet in het darwinisme geloofde, ondanks zijn kwalificaties en de kwaliteit van zijn werk. De redacteur vroeg hem rechtstreeks naar zijn overtuigingen en ontsloeg hem vanwege het verkeerde antwoord – ideologische discriminatie die in elke andere context illegaal zou zijn.

Jerry Bergmans studie documenteerde honderden wetenschappers wier carrière werd vernietigd omdat ze Darwin in twijfel trokken, ongeacht hun wetenschappelijke kwalificaties of de verdiensten van hun werk. Artikelen met anti-darwinistische implicaties worden automatisch geweigerd door grote tijdschriften, niet vanwege wetenschappelijke tekortkomingen, maar vanwege ideologische onjuistheid. Wanneer ze per ongeluk worden gepubliceerd, worden ze vaak teruggetrokken na klachten van darwinisten. Wetenschappers moeten hun scepsis verbergen, onder pseudoniem publiceren of “in de kast blijven” om professioneel te kunnen overleven. Deze censuur reikt verder dan academische tijdschriften – het Smithsonian viel een van zijn eigen wetenschappers, Richard Sternberg, aan omdat hij slechts een artikel had geredigeerd dat intelligent design ondersteunde. De BBC en andere media weigeren programma’s uit te zenden die de evolutietheorie in twijfel trekken. Deze systematische onderdrukking laat zien dat het darwinisme niet wordt beschermd door wetenschappelijke verdiensten, maar door autoritaire handhaving, wat wijst op een fundamentele zwakte die open kritiek niet kan weerstaan.

23. Hoe vormen zoutlagen en kalksteenformaties een uitdaging voor uniformitaire geologische interpretaties?

Enorme zoutlagen van duizenden meters dik en met een oppervlakte van duizenden vierkante kilometers kunnen niet ontstaan door verdamping, zoals uniformitariërs beweren. De Stassfurt-afzettingen in Duitsland bevatten 1100 meter puur zout, waarvoor een oceaan aan water zou moeten verdampen. Voor de zoutlagen in het Middellandse Zeegebied zou de hele zee meerdere keren moeten verdampen. Deze afzettingen zijn chemisch zuiver, zonder de onzuiverheden die verdamping zou veroorzaken, en bevatten geen fossielen die aanwezig zouden moeten zijn als ze in oude zeeën waren gevormd. Hun zuiverheid duidt op neerslag uit oververzadigde oplossingen tijdens catastrofale chemische gebeurtenissen, niet op langzame verdamping. De Russische geoloog Sozansky heeft aangetoond dat zoutafzettingen verband houden met diepe tektonische activiteit en vulkanische processen, en voortkomen uit het binnenste van de aarde in plaats van uit verdampende zeeën.

Kalksteenformaties zijn eveneens in tegenspraak met uniformitaristische aannames. De krijtrotsen van Dover, honderden meters dik en opmerkelijk zuiver, zouden zijn ontstaan door microscopisch kleine organismen die gedurende miljoenen jaren zijn gestorven en op de oceaanbodem zijn neergeslagen. Maar de moderne oceaanbodems accumuleren sediment in een tempo dat duizenden keren te langzaam is om dergelijke afzettingen te produceren. De afwezigheid van onzuiverheden, de uniforme consistentie en het behoud van delicate fossielen duiden overal op snelle chemische neerslag, niet op geleidelijke accumulatie. Kalksteen bevat vaak perfect bewaarde fossielen die een onmiddellijke begraving vereisen, en geen langzame bedekking door microscopische deeltjes. Deze enorme chemische afzettingen over de hele wereld duiden op wereldwijde catastrofale gebeurtenissen met oververzadigde oceanen en snelle neerslag – precies wat de bijbelse zondvloed zou veroorzaken, maar wat het uniformitarianisme niet kan verklaren.

24. Welke paradox bestaat er met betrekking tot virussen die hun rol als primitieve opstapjes naar cellulair leven ondermijnt?

Virussen vormen een onoverkomelijke paradox voor de evolutietheorie, omdat ze niet kunnen bestaan zonder de complexe cellen die ze zogenaamd voorafgingen. Virussen zijn obligate parasieten die zich alleen kunnen voortplanten in levende cellen met behulp van het geavanceerde genetische mechanisme van de gastheer. Ze missen ribosomen, enzymen, energieopwekkende systemen en al het andere dat nodig is voor een onafhankelijk leven. Een virus zonder gastheercel is slechts een inert chemisch pakketje. Dit betekent dat het eerste virus pas kon verschijnen na de eerste volledig functionele cel, waardoor virussen eerder producten van devolutie zijn dan voorlopers van cellulair leven.

Richard Dawkins’ bewering dat virussen primitieve zelfreplicerende moleculen zijn – genetische sequenties die simpelweg zeggen “kopieer mij” – gaat voorbij aan deze fatale afhankelijkheid. Het eenvoudigste virus heeft het DNA-polymerase, RNA-polymerase, ribosomen, transfer-RNA, aminozuren, energiebronnen en tientallen andere componenten van de gastheercel nodig om zich te kunnen repliceren. Deze cellulaire systemen zijn precies wat de evolutie moet verklaren, niet aannemen. Het is alsof je beweert dat computervirussen, die complete besturingssystemen nodig hebben om te functioneren, op de een of andere manier primitieve voorlopers van computers zijn. De virusparadox laat zien dat de complexiteit van het leven niet geleidelijk kan worden opgebouwd vanuit eenvoudige beginpunten, omdat zelfs de eenvoudigste componenten het complexe geheel nodig hebben om te functioneren. Deze onreduceerbare complexiteit aan de basis van het leven suggereert dat het leven vanaf het begin compleet moet zijn geweest, en niet door een stapsgewijze opbouw.

25. Waarom laat het bewijs uit de moleculaire biologie met betrekking tot eiwitsequenties niet de verwachte evolutionaire patronen zien?

De moleculaire biologie heeft patronen aan het licht gebracht die volledig in tegenspraak zijn met de evolutionaire verwachtingen. In plaats van een geleidelijk vertakkende boom met toenemende divergentie in de loop van de tijd, vertonen eiwitsequenties duidelijke, geïsoleerde groepen met uniforme tussenruimtes. Elke poging om evolutionaire bomen te construeren op basis van moleculaire gegevens levert verschillende, tegenstrijdige relaties op, afhankelijk van welk eiwit wordt geanalyseerd. Cytochroom C suggereert één evolutionaire boom, hemoglobine een andere, en andere eiwitten leveren geheel andere patronen op. Uit moleculaire gegevens komen geen consistente evolutionaire relaties naar voren – een mislukking die onmogelijk zou zijn als organismen een gemeenschappelijke afstamming zouden hebben.

De moleculaire klokhypothese, die beweert dat mutaties zich met een constante snelheid ophopen, is spectaculair mislukt. Verschillende eiwitten “tikken” met verschillende snelheden in dezelfde organismen, en dezelfde eiwitten evolueren met verschillende snelheden in verschillende afstammingslijnen. Organismen die vermoedelijk al honderden miljoenen jaren gescheiden zijn, vertonen minimale moleculaire divergentie, terwijl recentelijk gedivergeerde soorten enorme verschillen vertonen. Sommige ‘levende fossielen’ die al honderden miljoenen jaren onveranderd zijn, zijn moleculair identiek aan moderne vormen, wat suggereert dat er ondanks de enorme tijdspannes geen mutaties zijn opgestapeld. De verspreiding van eiwitten over soorten is vaak evolutionair gezien onlogisch: identieke complexe eiwitten komen voor in organismen die totaal niet aan elkaar verwant zijn, terwijl nauw verwante soorten ze niet hebben. Deze patronen suggereren dat organismen zijn ontworpen met specifieke eiwitten die zijn afgestemd op hun behoeften, in plaats van dat ze deze hebben geërfd via evolutionaire afstamming.

26. Welke alternatieve theorieën voor de darwinistische evolutie bespreekt Milton, en welk bewijs ondersteunt deze?

Milton onderzoekt verschillende alternatieven die het bewijs beter verklaren dan het darwinisme. Morfogenetische velden, voorgesteld door Rupert Sheldrake, suggereren dat organismen zich ontwikkelen volgens onzichtbare sjablonen of velden die de biologische vorm sturen. Bewijs hiervoor is onder meer het mysterieuze vermogen van gescheiden embryonale cellen om zich te reorganiseren tot complete organismen, het fenomeen van regeneratie bij salamanders en de onverklaarbare coördinatie die te zien is bij zwermen vogels en scholen vissen. Sheldrake’s experimenten tonen aan dat ratten sneller doolhoven leren nadat andere ratten ze hebben geleerd, zelfs wanneer ze door continenten van elkaar gescheiden zijn, wat wijst op informatieoverdracht via niet-fysieke velden.

Vitalisme, het idee dat het leven niet-fysieke organiserende principes omvat, vindt steun in verschijnselen zoals de metamorfose van vlinders, waarbij een celsoep zich via onbekende mechanismen reorganiseert tot complexe structuren. Het onvermogen om zelfs maar eenvoudige biologische moleculen te synthetiseren, ondanks dat hun exacte samenstelling bekend is, suggereert dat het leven meer omvat dan alleen chemie. David Bohms impliciete orde uit de kwantumfysica biedt een kader waarin onderlinge verbondenheid ten grondslag ligt aan schijnbare scheiding, wat biologische coördinatie verklaart. Bewijs uit de kwantummechanica toont aan dat deeltjes op mysterieuze wijze met elkaar verbonden blijven, ongeacht de afstand – misschien maken biologische systemen gebruik van soortgelijke principes. Gerichte mutatie, waarbij organismen actief genetische oplossingen voor milieu-uitdagingen ontwikkelen, suggereert intelligentie of doelgerichtheid in de evolutie in plaats van blind toeval. Deze alternatieven delen de erkenning dat het leven eigenschappen vertoont – doelgerichtheid, coördinatie, creativiteit – die het reductionistische materialisme niet kan verklaren.

27. Waarom is het concept van ‘punctuated equilibrium’ (onderbroken evenwicht) eerder een ad-hocaanpassing dan een oplossing voor de problemen van het darwinisme?

Punctuated equilibrium, voorgesteld door Gould en Eldridge, is uitsluitend bedacht om het ontbreken van overgangsfossielen weg te redeneren – niet op basis van positief bewijs, maar om het ontbreken van bewijs te verontschuldigen. Het beweert dat evolutie zo snel plaatsvindt in kleine, geïsoleerde populaties dat er geen fossielen achterblijven, terwijl soorten miljoenen jaren onveranderd blijven (stasis) wanneer er wel fossilisatie plaatsvindt. Dit maakt evolutie op een handige manier onweerlegbaar – wanneer we fossielen zien, vindt er geen evolutie plaats; wanneer er evolutie plaatsvindt, laat het geen fossielen achter. Het is een “kop ik win, munt jij verliest”-stelling die de theorie beschermt tegen empirische toetsing.

De theorie creëert meer problemen dan ze oplost. Snelle evolutie vereist nog meer wonderbaarlijke genetische veranderingen dan geleidelijke evolutie – hele lichaamsplannen die in geologische ogenblikken worden gereorganiseerd zonder sporen achter te laten. Het is in tegenspraak met populatiegenetica, die aantoont dat kleine populaties genetische variabiliteit verliezen en te lijden hebben onder inteelt, waardoor ze minder in staat zijn tot evolutie, niet meer. Het mechanisme voor stasis is onverklaarbaar – waarom zou natuurlijke selectie plotseling miljoenen jaren lang niet meer werken? Het patroon van punctuated equilibrium – plotselinge verschijning, stasis, plotselinge verdwijning – is precies wat je zou verwachten van speciale schepping en uitsterving, niet van evolutie. In plaats van de problemen van het darwinisme op te lossen, voegt punctuated equilibrium alleen maar een extra laag van speculatie toe om te voorkomen dat men geconfronteerd wordt met het fundamentele falen van de theorie om het fossielenbestand te verklaren.

28. Hoe is het darwinisme getransformeerd van een wetenschappelijke theorie tot een ideologie die invloed heeft op andere gebieden dan de biologie?

Het darwinisme is uitgegroeid van een biologische hypothese tot een totalitair wereldbeeld dat op alles wordt toegepast, van kosmologie tot economie. Julian Huxley verkondigde dat “de hele werkelijkheid evolutie is”, waarmee hij Darwins ideeën ver buiten elke wetenschappelijke rechtvaardiging bracht. Het sociaal darwinisme rechtvaardigde kolonialisme, racisme en eugenetica door te beweren dat de overheersing van “inferieure” rassen een uiting was van natuurlijke selectie. Het vrije marktkapitalisme nam de darwinistische concurrentie over als organisatieprincipe en beschouwde economische ongelijkheid als een biologische noodzaak. Het concept van het “egoïstische gen” reduceerde al het menselijk gedrag tot genetisch eigenbelang en ontkende echt altruïsme of morele keuzes.

Deze ideologische uitbreiding gaat door ondanks het falen van het darwinisme als biologische wetenschap. Kosmologen spreken van “evoluerende” universums, taalkundigen van ‘evoluerende’ talen en technologen van “evoluerende” machines – zonder dat het om daadwerkelijke biologische evolutie gaat. De theorie is een onweerlegbaar dogma geworden waarin elke waarneming, hoe tegenstrijdig ook, wordt geïnterpreteerd als een bevestiging van de evolutie. Academische carrières zijn afhankelijk van het aanvaarden van de darwinistische orthodoxie; subsidies vereisen evolutionaire kaders; publicaties moeten Darwin eer betonen, ongeacht de relevantie. Deze transformatie van wetenschap naar ideologie verklaart de wrede vervolging van critici – ideologieën vereisen handhaving, terwijl echte wetenschap uitdagingen verwelkomt. Het darwinisme functioneert nu als een seculiere religie, die scheppingsmythen, betekenis en morele kaders biedt en tegelijkertijd geloof eist in processen die niemand heeft waargenomen en mechanismen die niemand kan aantonen.

29. Welk bewijs uit de natuurkunde en kwantummechanica suggereert onderlinge verbondenheid die de reductionistische biologie uitdaagt?

De kwantummechanica heeft aangetoond dat deeltjes op mysterieuze wijze met elkaar verbonden blijven, ongeacht de ruimtelijke afstand – Einsteins “spookachtige actie op afstand” is experimenteel bevestigd. Wanneer deeltjes op elkaar inwerken, raken ze verstrengeld en behouden ze een onmiddellijke correlatie, zelfs wanneer ze door grote afstanden van elkaar gescheiden zijn. Veranderingen in het ene deeltje hebben onmiddellijk invloed op zijn verstrengelde partner, wat wijst op een onderliggende heelheid die ruimte en tijd overstijgt. David Bohms impliciete orde stelt dat schijnbare scheiding een illusie is – alles is vervat in een onderliggend verenigd veld waaruit de fysieke wereld zich ontvouwt.

Deze ontdekkingen suggereren dat biologische systemen gebruik zouden kunnen maken van kwantumcoherentie en niet-lokale verbindingen. Het gecoördineerde gedrag van zwermen vogels, scholen vissen en sociale insecten valt niet te verklaren door individuele interacties. Cellen in zich ontwikkelende embryo’s coördineren hun differentiatie over afstanden die te groot zijn voor chemische signalen. Gescheiden weefselculturen vertonen gesynchroniseerd gedrag zonder fysieke verbinding. De experimenten van Hans Driesch, die aantonen dat gedeeltelijke embryo’s zich reorganiseren tot complete organismen, suggereren een bewustzijn van een geheel dat fysieke delen overstijgt. Alister Hardy stelde dat telepathie en paranormale verbindingen biologische uitingen van kwantumverstrengeling zouden kunnen zijn. Het onvermogen van de reductionistische biologie om bewustzijn, ontwikkeling en coördinatie te verklaren, suggereert dat het leven functioneert volgens principes van heelheid en onderlinge verbondenheid die door de kwantumfysica worden onthuld, maar door de mechanistische biologie worden genegeerd.

30. Wat bedoelt Milton als hij zegt dat het moderne darwinisme “fragiele torens van hypothese op hypothese” vertegenwoordigt?

Milton gebruikt de uitdrukking van W.R. Thompson om te beschrijven hoe het darwinisme uitgebreide theoretische structuren bouwt op fundamenten van onbewezen aannames. De theorie begint met de aanname dat het leven spontaan is ontstaan, hoewel dit nooit is waargenomen of aangetoond. Op deze aanname is de hypothese gebaseerd dat willekeurige mutaties biologische nieuwigheid creëren, hoewel alleen degradatie of kleine variaties zijn waargenomen. Dit ondersteunt de speculatie dat natuurlijke selectie verbeteringen accumuleert, hoewel selectie alleen elimineert en nooit creëert. Deze aannames zouden de gemeenschappelijke afstamming van al het leven verklaren, hoewel er geen overgangen tussen grote groepen bestaan.

Elk niveau van de theorie vereist dat het onderliggende niveau zonder bewijs wordt aanvaard, waardoor een omgekeerde piramide van speculatie ontstaat die in wezen op niets rust. Radiometrische datering gaat uit van constante vervalpercentages en geen verontreiniging. De geologische kolom gaat uit van uniforme afzettingspercentages. Fossiele opeenvolging gaat uit van evolutionaire progressie. Menselijke evolutie gaat ervan uit dat gelijkenis afstamming betekent. Elke aanname wordt een “feit” dat het volgende niveau van aannames ondersteunt. Wanneer een niveau wordt aangevochten, trekken de verdedigers zich terug naar een ander niveau, waardoor een cirkelredenering ontstaat waarin elke hypothese de andere “bewijst”. De hele structuur zou instorten als een fundamentele aanname zou worden verwijderd, maar er is geen empirisch bewijs voor het fundament. Dit kaartenhuis wordt niet in stand gehouden door bewijs, maar door consensus, autoriteit en het onderdrukken van afwijkende meningen – het tegenovergestelde van echte wetenschap, die voortbouwt op bewezen feiten en geteste theorieën.


Vind je het belangrijk dat er nog onafhankelijke berichtgeving bestaat die niet wordt gestuurd door grote belangen? Met jouw steun kunnen we blijven schrijven en onderzoeken. Klik hieronder en draag bij aan het voortbestaan van Frontnieuws.
https://frontnieuws.backme.org/


Copyright © 2025 vertaling door Frontnieuws. Toestemming tot gehele of gedeeltelijke herdruk wordt graag verleend, mits volledige creditering en een directe link worden gegeven.

Koolwaterstoffen uit de diepte: wat als aardolie helemaal niet afkomstig is van dode dinosaurussen?


Volg Frontnieuws op 𝕏 Volg Frontnieuws op Telegram

Lees meer over:

Vorig artikelNu Israël een wereldwijde paria wordt, voert Trump zijn steun op
Volgend artikel“Rusland heeft het aan zichzelf te danken”: Duran-podcasters gaan hard in tegen Poetin
Frontnieuws
Mijn lichaam is geen eigendom van de staat. Ik heb de uitsluitende en exclusieve autonomie over mijn lichaam en geen enkele politicus, ambtenaar of arts heeft het wettelijke of morele recht om mij te dwingen een niet-gelicentieerd, experimenteel vaccin of enige andere medische behandeling of procedure te ondergaan zonder mijn specifieke en geïnformeerde toestemming. De beslissing is aan mij en aan mij alleen en ik zal mij niet onderwerpen aan chantage door de overheid of emotionele manipulatie door de media, zogenaamde celebrity influencers of politici.

35 REACTIES

    • Waar kwamen de eerste eicel en de eerste zaadcel vandaan? En de baarmoeder? Wie voedde de eerste baby? Vragen waar we nooit een antwoord op kunnen krijgen helaas.

      • Interessant. Dus een soort reptiel legde op een dag een ei en daar kwam een kip uit. Welk soort reptiel kreeg dit voor elkaar? En hoe kreeg deze kip kuikens? Kwam er uit een ander ei een haan? Waar is het bewijs hiervoor te vinden?

    • Als ik het dan mag zeggen: de kip én de haan. God schiep eerst de dieren op de 5e dag van de schepping (en als laatste de mens op de 6e dag) en gaf hen vervolgens opdracht zichzelf NAAR HUN SOORT voort te planten.
      NAAR HUN SOORT. Dat geeft aan dat er geen evolutie heeft plaatsgevonden (alleen VARIATIES BINNEN de soort, kijk als voorbeeld naar honden en katten) omdat alle soorten al vanaf het begin van de schepping aanwezig waren.
      En hoewel het natuurlijk heel interessant is om dit soort bovenstaande onderzoeken te doen en te lezen: jammer voor alle moeite die men doet daar de Bijbel het antwoord al heeft gegeven, al 3,5 duizend jaar geleden!
      Geen idee waarom mensen dit dan altijd blijven vragen. Lees Genesis 1,20-25.

      • Wie of wat heeft god geschapen?
        Waarom heeft god toegestaan dat dieren elkaar mogen vernietigen?
        Is die god van jou zo onzeker dat hij allerlei proeven moet doen om tot een goed resultaat te komen? Blijkbaar waren de dino’s niet goed genoeg dus die werden vernietigd. De aap mocht niet verder slim worden dan een 3 jarig kind.
        De mens is ook in staat om zijn medemens te vernietigen (Kain en Abel) Of is de bijbel een fabel waar het hun uitkomt?
        De god van nu zit met een sadistisch lachje te wachten tot we elkaar kapot hebben gemaakt en kan dan weer opnieuw beginnen in zijn zoveelste poging om een echt paradijs te scheppen waar de mensen vrolijk ronddartelen en tussendoor een schaap slachten, ook door hem geschapen, om iets eten te hebben. Seks mogen ze niet hebben want dat is zonde. Die god zal dan weer een paar nieuwe mensjes scheppen want hij had in zijn vorige creatie een rib teveel gezet en die mag er nu uit.
        Nog een beetje oefenen om de kleur goed te krijgen want wit is te wit en zwart te zwart, dus ik voeg er geel aan toe of groen, nog wat oefenen.
        Maar god let ook op want de mens mag niet te slim worden en daarom heeft hij ogen die maar een fractie zien van die van een arend, benen die niet harder kunnen dan een kip, armen die niet kunnen vliegen, organen die maar half werken enz. en verstand dat na 30 jaar duchtig begint te verslijten.
        Tot zover de goddelijke schepping, zijn beeld en gelijkenis.
        Op naar de volgende poging.

    • Waarschijnlijk het ei. Van een krokodil dat uiteindelijk verandert is in een kip. Maar ja wat was er dan eerst. De krokodil of het ei. 🤯😄

    • Altijd het ei uiteraard, maar dat was dan aanvankelijk nog geen kippenei..alhoewel volgens dit lange stuk dus juist wel.. Inderdaad hier weer een ontzettend lange lap tekst vol aanvechtbare beweringen in een krampachtige poging om ons vooral toch maar iets veel dommers te laten geloven nl. dat soorten–of welk fenomeen ook–plotseling kant en klaar vanuit het niets tevoorschijn zouden floppen… Daarbij vergeleken is een Darwin-Lamarc synthese een wonder van eerlijke logische waarheidszoeking/-vinding ! Voor het eerste moet je inderdaad altijd de Tovenaar op de achtergrond, je ‘intelligent Designer’ erbij verzinnen. En wat, vanwaar en hoe is die dan ? Ben geen atheïst, maar de God van Spinoza is voor mij genoeg en niet strijdig met alle echte eerlijke wetenschap.. Amen.

  1. Charles Darwin was een vrijmetselaar, just saying.

    Charles Darwin, de beroemde natuurvorser, was vrijmetselaar. Hij sloot zich aan bij de vrijmetselaarsloge in Schotland, waarmee hij een familietraditie voortzette, aangezien zowel zijn grootvader als zijn zoon ook vrijmetselaar waren.

    Darwins betrokkenheid bij de vrijmetselarij weerspiegelt de bredere sociale en intellectuele netwerken van zijn tijd, waartoe vaak ook het lidmaatschap van dergelijke verenigingen behoorde. De vrijmetselarij stond erom bekend mensen met verschillende beroepen en achtergronden samen te brengen en zo een gemeenschap van gedeelde waarden en wederzijdse steun te bevorderen.

    Voor Darwin boden deze connecties mogelijk extra mogelijkheden voor intellectuele uitwisseling en samenwerking, wat zijn wetenschappelijke onderzoek verrijkte.

  2. Al enkele jaren, mede door blogs van Pieter Borger ben ik overtuigd van dat er design aan ’t leven te pas is gekomen. De grote vraag is hoe leven dan is ontworpen, kwam het uit de energie van de kosmos? Maar als het ontworpen is, is er dan ook een ontwerper, een entiteit? Wie heeft dan die entiteit weer ontworpen? Kom je dus niet uit, onze hersenen schieten te kort voor het snappen van het (ontstaan van) leven.
    Als we geluk hebben komen we er achter na onze dood, maar misschien ook dan niet.
    Het is onwaarschijnlijk dat er een entiteit is die plots zich kenbaar zal maken aan de hemel als de mens op ’t punt staat zich te vernietigen.
    Ik heb het voor mezelf zo geformuleerd: levensenergie bevind zich op kosmische schaal in het heelal en vormt leven op plekken waar de omstandigheden dat toelaten. Toevallig had de aarde dat. Er zullen vele andere plekken zijn waar die omstandigheden er zijn en er leven is, in welke vorm dan ook. Ik denk en hoop dat we daar ook op enige wijze ook mee verbonden zijn.

  3. Onze beschaving is in ieder geval dommer dan vorige beschavingen die ons vooraf gegaan zijn, ze denken enkel maar dat ze slimmer zijn ! Men is zelfs niet in staat om een piramide te bouwen, en men kan zelfs niet voorstellen hoe een véél oudere beschaving dit tot stand heeft gebracht. Mooi voorbeeld van de hoogheidswaanzin van onze beschaving. Vroegere beschavingen zouden nogal lachen om de domheid van de tegenwoordige beschaving, als je het een beschaving kan noemen natuurlijk ? Niet moeilijk dat alles hier scheef gaat tegenwoordig want we staan minder ver dan vorige beschavingen, wat een achteruitgang.

    • 👍👍Echt dé volle Waarheid…je hebt voor 10.000 Procent % eventjes in”t kort letterlijk alles gezegd..👊👊👍👍

    • Ik denk dat je het huidige menselijk vernuft wel onderschat, het gaat om geld, kosten, opbrengst. Wij zouden, als we willen, best wel een nieuwe piramide kunnen bouwen. Er zijn genoeg technici die deze uitdaging met beide handen zouden aanpakken. Het is een kwestie van schaling. Alleen… Niemand zit te wachten op een nieuwe piramide, het zou ontzettend veel geld kosten om de apparatuur te ontwerpen, bouwen en dan de piramide zelf te bouwen. De bestaande piramides zijn gebouwd ook met menselijk vernuft, geprojecteerd naar die tijd, er zijn theorieën dat ze water als draagkracht voor de zware stenen hebben gebruikt, het grote verschil is dat toen niet naar “geld” en “werktijd” werd gekeken als nu. Anno nu draait alles om geld en rendement. Door deze perverse kijk gaan er geen mooie, maar tamelijk van weinig nut zijnde dingen gebouwd worden, ook b.v. geen kathedralen met mooie beeldhouwwerken, glas in lood etc. Past niet in het -alles moet winst opleveren- model van de huidige maatschappij.

  4. Ja hoor, er is een god die ons maakt.
    En af en toe maakt hij (oeps….of zij, sorry allemaal) in 1x een update.
    Zo maakte hij op een gegeven moment de gordon gekko’s.
    En wat vandaag de dag in de wereld gebeurt is de goddelijke wil.
    Dus dat u dat weet.
    Het heeft geen zin om u te verzetten, want het gebeurt toch.
    Dus wacht nu maar lekker af hoe de praktijken van gods uitverkorenen op aarde uitpakken voor de EU, voor het midden-oosten en voor de rest van de wereld.
    Het is allemaal al door God uitgestippeld.

    Zoiets ?

    • De darwin theorie (aanpassen aan de omgeving) komt wat mij betreft versneld terug in het gedrag van mensen.

      in het begin is iedereen even sterk en heeft men ekaar nodig.
      Dus zijn de mensen vriendelijk naar elkaar.
      Op een geven moment worden sommige mensen onafhankelijker en gaan ze meer eisen en worden starrer.
      (denk eens aan de rijken door het gegraai ten gevolge van het neoliberalise)
      Vervolgens worden mensen sterker dan anderen en gaan ze zaken afdwingen en manipuleren.
      De vriendelijkheid wordt steeds minder.
      Op een gegeven moment hebben deze mensen nauwelijks nog tegenstand en dan laten ze echt hun ware aard zien. (Tomahawks worden ingezet, digitale identiteitsbewijzen noem maar op)
      In dit verhaal laat de Darwin theorie zien dat het helemaal uit de hand loopt als gezonde weerstand helemaal weggesanneerd wordt.
      En dan is het biologisch evenwicht helemaal weg en raakt de voedselketen helemaal uit balans.
      Het recht van de sterkste geldt en de zwakkeren zijn de klos en worden uitgebuit.

      Komt dadelijk god met een update om alles weer in goede banen te leiden ?

        • Jij begrijpt mij niet.
          Er is geen opperwezen.
          Als dat er was laat hij of zij het steeds vaker afweten.
          Er is balans en hoe meer die verstoord raakt hoe sneller de instorting nabij komt.

          Hoe het ooit begon is voor mij niet relevant.
          kip/ei, wat kan mij het schelen.
          Het is er.
          En van daaruit gebeuren dingen.
          En dat heeft te maken met balans, disbalans en aanpassen.
          Niks met God of iets boven natuurlijks.
          Als dat er wel zou zijn dan is het een grote sadist, als ik zo om me heen kijk.
          Is natuurlijk onzin.
          Wat zie ik wel als ik om me heen kijk ?
          Dat wat jij ook ziet.
          Zakenmensen die elkaar begaaien en politici (zij die de maatschappij geacht worden in goede banen te leiden) die machteloos zijn en partijdig worden.
          En burgers die voor de gek gehouden worden.
          Ik zie menselijk veroorzaakte disbalans die helemaal uit de hand begint te lopen.
          En er is nergens een lichtpuntje.
          Ik zie niks bovennatuurlijks.

          Maar goed, als het je helpt om de dagelijkse waanzin te verwerken dan blijf gewoon geloven in een of ander uitgestippeld plan van iets boven ons en dat uiteindelijk alles goed komt.

    • Servator, er zijn nog vele andere mogelijkheden dan uw cynische alternatief voor de evolutietheorie.
      De laatste is gewoon té onwaarschijnlijk, maar hoe het wel zit zou ik ook niet weten.

  5. Als ik het ontwerp van de kosmos de elementen en deze aarde zie, zit er meer achter dan wij beseffen, deze aarde bijvoorbeeld is behoorlijk hufterproof.

  6. De hersenspoeling die evolutietheorie heet is compleet achterhaald.
    Maar anderzijds loopt deze wel nog steeds mooi parallel met de theorie van ‘spirituele’ evolutie.
    (de verschillende wortelrassen etc…) Evenzeer een leugen en een misleiding.

  7. Dit komt een beetje neer op ’the mind of God’.
    Als het multiversum slechts een weerspiegeling is van de geest van God dan is het logisch dat zaken verbonden zijn ondanks fysieke afstand.

    Het einde van de wereld/universum zou dan oneerbiedig gezegd het moment zijn dat mama hem vertelt dat hij zijn kamer moet opruimen.

  8. 👍👍Echt dé volle Waarheid…je hebt voor 10.000 Procent % eventjes in”t kort letterlijk alles gezegd..👊👊👍👍

  9. Fabuleus artikel/Onthullingen…het zal me geen dagen, maar weken kosten om dit allemaal goed te begrijpen…Weken jazeker minstens..‼‼

  10. De hele evolutietheorie staat of valt met abiogenese, oftewel het ontstaan van leven uit levenloze materie.
    Dit is nog nooit waargenomen en bestaat dan ook niet.
    Los van de rest van de onwaarschijnlijkheden die nodig zijn om deze theorie in de lucht te houden.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in